10
NL
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
STARTEN VAN DE MOTOR
LET OP!
een afstand van minstens 3 meter van de plaats
waar de brandstof bijgevuld werd.
Alvorens de motor te starten:
– Zet de machine stabiel op de grond.
– Verwijder de bladbescherming.
– Zorg ervoor dat het blad niet in aanraking komt met het
terrein of met andere voorwerpen.
• Start met koude motor
OPMERKING
bedoeld een start na minstens 5 minuten dat de motor
uitgeschakeld is of na het bijvullen van brandstof.
Om de motor te starten (Fig. 8):
1. Controleer of de remketting ingeschakeld is (voorste
handbescherming vooruit).
2. Breng de schakelaar (1) in de stand «START».
3. Schakel de starter in, door sterk aan de knop (2) te
trekken.
4. Druk minstens 5 keer op de knop van de voorinspui-
ting (primer) (3) om de brandstoftoevoer te bevorde-
ren.
5. Druk op de toets van de decompressor (4 – enkel
voor Mod. 46 e 52); de inrichting wordt uitgescha-
keld en de toets keert, na de aanschakeling van de
motor, automatisch terug naar de originele positie.
6. Houd de machine stevig tegen de grond, met een
hand op de handgreep en een voet in de achterste
handgreep, om tijdens de start niet de controle te ver-
liezen over de machine (Fig. 9).
LET OP!
vastgehouden wordt, kan de gebruiker door de
duwkracht van de motor het evenwicht verliezen of
zou het blad tegen een hindernis of de gebruiker
zelf gericht kunnen worden.
7. Draai langzaam de startknop 10-15 cm tot u een ze-
kere weerstand gewaarwordt. Geef dan enkele keren
een stevige ruk tot de machine in gang schiet.
LET OP!
rond uw hand.
De motor wordt gestart op
Met start bij koude motor wordt
Indien machine niet stevig
Wikkel de startkabel nooit
STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
GEVAAR!
door ze te laten vallen en ze aan de startkabel vast
te houden. Deze methode is uiterst gevaarlijk, aan-
gezien men zo volledig de controle van de machine
en van de ketting verliest.
BELANGRIJK
breekt, wordt er niet over de gehele lengte aan getrok-
ken. Laat het touw niet langs de rand van de opening van
de touwgeleider schuren en laat de knop geleidelijk aan
los, om te voorkomen dat het touw op ongecontroleerde
wijze naar binnen schiet.
8. Laat de startknop (2) terugkomen; deze conditie
wordt aangegeven door het uitsteken van de rode pin
(2a).
9. Trek opnieuw aan de startknop tot de motor normaal
in gang komt.
OPMERKING
herhaaldelijk bediend wordt met de starter ingescha-
keld, kan de motor vastlopen en de start bemoeilijkt wor-
den. Indien de motor vastloopt, de bougie demonteren
en voorzichtig aan de knop van het starttouw trekken om
de overtollige brandstof te verwijderen; vervolgens de
elektrodes van de bougie afdrogen en de bougie weer
monteren op de motor.
10. Zodra de motor loopt, de versnelling kortstondig
bedienen om de starter uit te schakelen en de mo-
tor weer tot het minimumtoerental te brengen.
BELANGRIJK
toerental te laten draaien met de rem van de ketting in-
geschakeld; dit kan een oververhitting en beschadiging
van de koppeling veroorzaken.
11. Laat de motor minstens 1 minuut op het minimum-
toerental draaien vooraleer de machine te gebrui-
ken.
• Start bij warme motor
Voor warm-opstarten (onmiddellijk na het stilvallen van
de motor), is het normaal gezien voldoende de startka-
bel aan te schakelen.
In geval van problemen:
– Stevig aan de startknop (2) trekken en deze laten
terugkeren zodat de rode pin (2a) naar buiten komt.
– Trek aan de knop van de startkabel tot de motor nor-
maal in gang komt.
– Zodra de motor loopt, de versnelling kortstondig be-
dienen om de starter uit te schakelen en de motor
weer tot het minimumtoerental te brengen.
Start de kettingzaag nooit
Om te voorkomen dat het touw
Indien de knop van het starttouw
Vermijd de motor aan een hoog