3. Koppel de gasfles af van het apparaat, reinig (→ REININING, ONDERHOUD EN VERZORGING) en sla het apparaat op (→ OPSLAG EN VERVOER) , als u
het apparaat niet spoedig opnieuw gebruikt.
PROBLEEMOPLOSSING
Verwachte storingen, fouten of schades zijn vaak het gevolg van oorzaken die gebruikers zelf kunnen oplossen. Controleer derhalve het apparaat met gebruik
van onderstaande tabel alvorens u contact opneemt met een kwalificeerde specialist. In de meeste gevallen kan het probleem snel opgelost worden.
WAARSCHUWING!
Voer enkel de stappen uit zoals omschreven in deze gebruiksaanwijzing! Alle nadere inspectie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd door een erkend service-centrum of een vergelijkbaar erkend vakman!
Probleem
Er lekt gas uit een gebarsten/
doorgesneden/verbrande
slang.
Er lekt gas uit de gasfles.
NL
Er lekt gas uit het gasventiel
op de gasfles.
Er lekt gas uit de aansluiting
van de drukregelaar op de
gasfles.
Er komt brand vuur door het
bedieningspaneel.
Vetvuur of aanhoudende
overmatige vlammen boven
het kookoppervlak.
Brander ontsteekt niet met
ontsteking.
Brander ontsteekt niet met
ontsteking.
Brander ontsteekt niet met
lucifer.
Plotselinge daling van de
gasstroom of lage vlam.
Steekvlam.
Vlammen worden uitgeblazen.
Aanhoudend vetvuur.
Terugslag (brand in
branderbuis).
Mogelijke oorzaak
Beschadigde slang.
Mechanisch defect als gevolg van opslag of
verkeerd gebruik.
Defect aan het gasventiel op de gasfles door
verkeerde behandeling of mechanisch defect.
Onjuiste installatie, aansluiting niet dicht, rubberen
afdichting dicht niet af.
Vuur in het branderbuisgedeelte van brander door
gedeeltelijke verstopping.
Te veel vet in het brandergebied.
Problemen met gas:
1. U probeert de verkeerde brander te ontsteken.
2. Brander niet aangesloten op gasdrukregelaar.
3. Obstakel in de brander.
4. Geen gasstroom.
5. Blokkering bij de koppeling op de gasfles.
6. De koppeling van het gasventiel op de gasfles
is niet volledig aangedraaid.
Elektrische problemen:
1. Elektrode gebarsten of gebroken. Als de
elektrode is gebarsten zie u vonken.
2. De punt van de elektrode is niet correct
gepositioneerd.
3. Draad en/of elektrode bedekt met kookresten.
4. Draden zitten los of zijn losgekoppeld.
5. Draden maken kortsluiting (vonkvorming)
tussen ontsteking en elektrode.
6. Bedieningsknop zit vast op de bodem,
vonkvorming tussen ontsteking en elektrode.
1. Zie "Gasproblemen" onder het punt "Brander
ontsteekt niet met ontsteking".
2. Verkeerde wijze van ontsteken met lucifers.
1. Vetophoping.
2. Het vlees bevat te veel vet.
3. Te hoge kooktemperatuur.
1. Veel wind of windvlagen.
2. Het gas is bijna op.
3. De gasgebrekklep is geactiveerd.
Vet opgesloten door voedselophoping rond
brandersysteem.
Brander en branderbuizen zijn verstopt.
Oplossing
Sluit het gas af bij de gasfles. Voer een gaslektest uit en controleer de
aansluiting van de drukregelaar op de gasfles. Vervang de slang als
deze is doorgesneden of gebarsten.
Draai het gasventiel op de gasfles dicht.
Draai het gasventiel op de gasfles dicht. Breng de gasfles terug naar de
verkoper.
Draai het gaventiel van de gasfles dicht, verwijder de drukregelaar van
de gasfles en controleer de rubberen afdichting op beschadigingen.
Voer een gaslektest uit en controleer de aansluiting van de
drukregelaar op de gasfles.
Draai de bedieningsknop en het ventiel op de gasfles dicht. Nadat het
vuur is gedoofd en het apparaat afgekoeld is, de brander verwijderen
en controleren op spinnenwebben of roest. Zie het hoofdstuk
REINIGING, ONDERHOUD EN REPARATIE.
Draai de gasfles dicht. Laat het deksel open om de vlammen te laten
doven. Verwijder na het afkoelen etensresten en overtollig vet van
de binnenkant van de branderkamer, de vetbak/-pan/-lade en andere
oppervlakken.
1. Zie de instructies op het bedieningspaneel, de bediening en de
reiniging.
2. Zorg ervoor dat het gasventiel aan de binnenkant van de
branderbuis zit.
3. Zorg ervoor dat de branderbuizen niet verstopt zijn door
spinnenwebben of andere zaken, zie de reinigingsinstructies.
4. Controleer of de gasfles niet leeg is. Als de gasfles niet leeg is, zie
dan het punt "Plotselinge daling van de gasstroom of lage vlam" in
deze tabel.
5. Draai de bedieningsknop uit en maak de koppeling van de gasfles
los. Sluit de gasfles opnieuw aan en probeer het opnieuw.
6. Draai de koppeling ongeveer een halve tot driekwart slag.
1. Vervang de elektrode.
2. De punt van de elektrode moet in de richting van de opening in de
brander wijzen. De afstand moet 0,32 cm tot 0,48 cm bedragen.
Pas aan indien nodig.
3. Reinig het draad en/of de elektrode met spiritus en een schoon
wattenstaafje.
4. Sluit de draden opnieuw aan of vervang de elektrode/draad.
5. Vervang de ontstekingsdraad.
6. Vervang de ontsteking.
7. Controleer de isolatie van de bedrading en de aansluitingen.
Vervang draden als de isolatie kapot is.
1. Zie oplossing voor "Problemen met gas" onder het punt "Brander
ontsteekt niet met ontsteking".
2. Zie de paragraaf "De brander ontsteken met een lucifer" in het
hoofdstuk Bediening.
1. Reinig de branders en de binnenkant van de grill/branderkamer.
2. Verwijder vet van het vlees voor het grillen.
3. Pas de temperatuur aan (lager).
1. Zet de voorkant van het apparaat in de richting van de wind of
verhoog de vlamhoogte.
2. Vul de gasfles.
3. Zie het punt "Plotselinge daling van de gasstroom of lage vlam" in
deze tabel.
Zet de bedieningsknop op OFF. Draai de gasfles dicht. Laat het deksel
op zijn plaats en laat het vuur uitbranden. Nadat het apparaat is
afgekoeld, verwijder alle onderdelen en reinig deze.
Zet de bedieningsknop op OFF. Reinig de brander en/of branderbuizen.
Zie het hoofdstuk Reiniging.
30