Instrument en controlefuncties
Rempedaal
Het rempedaal zit aan de rechterkant van
de motor. Om de achterrem te gebruiken,
trapt u het rempedaal in.
NL
3
ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) is bedoeld
om de wielen niet te laten blokkeren tij-
dens het remmen. Het ABS-systeem regelt
automatisch de remkracht op intermitte-
rende wijze om de grip van de wielen op
het wegdek geleidelijk aan te verhogen
en dus ook de stabiliteit van de motor.
• Voor een optimale remefficiëntie ge-
bruikt u tegelijkertijd en op dezelfde
manier de voorrem en de achterrem,
zoals op een voertuig zonder ABS.
• Het ABS-systeem mag niet worden
gebruikt om een eventueel slecht
wegdek te compenseren of het rem-
systeem op een oneigenlijke manier
te gebruiken.
• Tijdens het remmen, moet u op de-
zelfde manier te werk gaan als in het
geval van een voertuig zonder ABS.
• Het ABS-systeem voorkomt dat de
wielen blokkeren tijdens het remmen
terwijl de motor recht vooruit rijdt.
Om een bocht te nemen, raden wij
aan om beide remmen zachtjes te
gebruiken en tegelijkertijd geleidelijk
aan snelheid te minderen. Net zoals
bij een traditioneel remsysteem, kan
bruusk of te hard remmen de wielen
plots blokkeren en kunt u de controle
over de motor verliezen.
• Tijdens het remmen belet het
ABS-systeem niet dat het achterwiel
3 - 14
naar boven komt.
• De besturing van het ABS-systeem
gebruikt altijd de gegevens over de
snelheid van het voertuig en het toe-
rental van de wielen. Monteer geen
banden die niet gehomologeerd zijn.
Hiermee voorkomt u dat het ABS-sys-
teem niet werkt zoals het moet en de
remafstand langer maakt.
WAARSCHUWING
Het ABS-systeem kan de bestuurder
niet beveiligen tegen eventuele geva-
ren. U moet voorzichtig en met zin voor
verantwoordelijkheid rijden. Het is be-
langrijk dat u weet hoe het ABS-syste-
em werkt en wat de beperkingen ervan
zijn. De bestuurder is zelf aansprakelijk
voor een verantwoordelijke rijstijl die
compatibel is met het wegdek en de
verkeersomstandigheden.
NOTA
• Het ABS-lampje kan gaan branden
als u een extreme rijstijl aanhoudt
of zodanig rijdt dat het voorwiel en
het achterwiel verschillende draai-
snelheden hebben. In deze situatie
moet u de sleutel op OFF zetten
en dan weer op ON. Hierna zal het
ABS-lampje uitdoven. Als hierna het