Warmte-instelling
1 - 2
3 - 4
5
6 - 9
5.3 De kookstand
aanraken om te verhogen.
om te verlagen. Raak
aan om de kookzone uit te schakelen.
5.4 In- en uitschakelen van de
buitenste ringen
Het verwarmingsvlak kan worden aangepast
aan de grootte van de pannen.
Tiptoets gebruiken:
Om de buitenste ring in te schakelen: raak
de tiptoets aan. Het controlelampje gaat
branden.
Om de buitenste ring uit te schakelen:
raak de tiptoets aan tot het indicatielampje uit
gaat.
6. AANWIJZINGEN EN TIPS
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
6.1 Pannen
• De bodem van de pannen moet zo dik en
vlak mogelijk zijn.
• Zorg ervoor dat bodems schoon en droog
zijn voordat de pannen op de kookplaat
worden gezet.
• Schuif of wrijf de pan niet over het
keramische glas, om krassen te
voorkomen.
36
NEDERLANDS
De kookplaat wordt
uitgeschakeld na
6 uur
5 uur
4 uur
1,5 uur
aanraken
en
tegelijkertijd
5.5 Kinderbeveiligingsinrichting
Deze functie voorkomt dat de kookplaat
onbedoeld wordt gebruikt.
Om de functie te starten: activeer de
kookplaat met
. Stel geen warmteinstelling
in. Raak
van de twee voorste kookzones
tegelijkertijd gedurende 4 seconden aan.
gaat branden. Schakel de kookplaat uit met
.
Om de functie te stoppen: activeer de
kookplaat met
. Stel geen warmteinstelling
in. Raak
van de twee voorste kookzones
tegelijkertijd gedurende 4 seconden aan.
gaat branden. Schakel de kookplaat uit met
.
Om de functie voor slechts één
kooksessie op te schorten: activeer de
kookplaat met
.
van de twee voorste kookzones tegelijkertijd
gedurende 4 seconden aan. Stel de
kookstand in binnen 10 seconden. U kunt
de kookplaat bedienen. Als u de kookplaat
uitschakelt met
, treedt de functie weer in
werking.
Pannen gemaakt van geëmailleerd staal
of met aluminium of koperen bodems
kunnen tot verkleuringen van de glazen
keramische kookplaat leiden.
6.2 Voorbeelden van
kooktoepassingen
De gegevens in de volgende tabel dienen
slechts als richtlijn.
gaat branden. Raak