6. AANSLUITING OP DE ACCU
• Controleer allereerst of uw accu een 6 V- of een 12 V-accu is.
• Laad geen accu's op met andere bedrijfsspanningen!
• Deze acculader is voorzien van een automatische accutestfunctie: wanneer de stekker niet in
het stopcontact is gestoken geeft het display de daadwerkelijke accuspanning aan (van 8 V
tot 15 V).
6.1. STANDAARD OPLAADPROGRAMMA (12 V)
Om vonkvorming tijdens het vastklemmen en losmaken van de poolklemmen te voorkomen moeten
eerst de klemmen of O-ringen met de accu worden verbonden voordat de stekker van de oplader
in het stopcontact wordt gestoken.
Ga a.u.b. als volgt te werk:
1. Ontkoppel, indien nodig, de accu van het voertuigcircuit (de handleiding van de voertuigfabrikant
in acht nemen).
2. Verbind eerst de rode kabel met de pluspool en daarna de zwarte kabel met het massapunt van
de auto (wanneer de accu in het voertuig zit) c.q. met de minpool van de accu (wanneer de accu
niet met het voertuig is verbonden).
3. Steek nu de stekker van de oplader in een stopcontact. Wanneer de accu verkeerd om is aange-
sloten gaat op de klemmen de melding "Err" branden.
4. Kies het gewenste oplaadprogramma (zie 5.1 "Standaard oplaadprogramma).
5. Wanneer het opladen is beëindigd verschijnt op het display de aanduiding „FUL". De oplader
wisselt automatisch naar druppelladen.
6. Wanneer u de accu weer van de oplader wilt loskoppelen moet eerst de stekker uit het stopcon-
tact worden getrokken, voordat de klemmen van de accu worden verwijderd.
circle-c OPMERKING:
Wanneer de klemmen op de accu aangesloten blijven en alleen de stekker uit het stopcontact
wordt getrokken, zal de accu sneller ontladen, omdat er dan een voortdurende spanningstest
wordt uitgevoerd. Wanneer de oplader niet wordt gebruikt adviseren wij om deze los te koppelen
van de accu.
Deze acculader is voorzien van een automatische Memory-functie (MODE: STD/AGM/12 M/12LFP),
d.w.z. zodra een wisselstroomvoeding wordt aangesloten, wordt de oplader in de laatst gekozen
modus opgestart.
6.2. SPECIAAL OPLAADPROGRAMMA'S (6V, RECOND, SUPPLY)
1. Sluit de oplader op het stroomnet aan.
2. Wissel door de toets „Mode" langer in te drukken (ca. 5 seconden), naar de modus van het spe-
ciale oplaadprogramma.
3. Kies nu door kortstondig indrukken van de toets „Mode" de gewenste modus (6V, RECOND, SUP-
PLY) en sluit daarna de poolklemmen op de juiste wijze op de accu of de verbruiker en een van
de meegeleverde adapters aan.
6.3. VEILIGHEIDSKENMERKEN
Deze acculader is voorzien van de onderstaande veiligheidskenmerken:
• kortsluitbeveiliging
• overbelastingsbeveiliging
• beveiliging tegen aansluiting van verkeerde polen
• oververhittingsbeveiliging
7. ONDERHOUD
Deze oplader vraagt slechts minimaal onderhoud. Zoals bij elk apparaat of gereedschap verlengen
bepaalde maatregelen de levensduur van de acculader.
1. Bewaar de oplader op een schone, droge plaats.
2. Wikkel de kabel op wanneer de oplader niet wordt gebruikt.
3. Maak de behuizing en de kabel met een licht vochtige doek schoon.
4. Verwijder corrosie van de klemmen met een oplossing van water en bakpoeder.
5. Controleer de kabel regelmatig op scheuren of andere beschadigingen en laat de kabel eventu-
eel vervangen.
circle-c OPMERKING
Controleer altijd of de stekker van oplader uit het stopcontact is getrokken voordat onderhouds- of
reinigingswerkzaamheden worden uitgevoerd.
triangle WAARSCHUWING:
Alle andere onderhoudswerkzaamheden moeten door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
DE
| EN | FR | ES | PT | SE | IT |
NL
| DK | FI | NO | PL
61