7 ONDERHOUD
7.1.
NORMAAL
De aanduidingen en afbeeldingen op het lasapparaat
moeten altijd leesbaar en duidelijk zijn.
De las- en voedingskabels moeten geïsoleerd zijn en in
perfecte staat verkeren. Let goed op buigpunten: in de
buurt van de aansluitklemmen, de massaklemmen en de
ingang van het laspistool.
Houd de lasstroomconnectoren op de aansluitingen B en
C goed schoon en zorg ervoor dat ze goed zijn vastgezet
(zie Afb. 1)
De klemmen voor de verbinding met het basismetaal
moeten goed contact maken om verhitting, vonken,
onevenwichtige circulatie van stroom, schade aan de
component waar de stiften op gelast moeten worden en
lassen met een onregelmatige kwaliteit te voorkomen.
Voorkom dat vuil, stof en slijpsel het lasapparaat kunnen
binnendringen.
Zorg er altijd voor dat de koellucht kan circuleren.
Controleer of de ventilator correct werkt.
Controleer of de klemmen de tapeinden goed met alle
contactveren vastzetten.
De klemkop moet ongehinderd de volledige slag kunnen
maken, zonder haperingen die door wrijving of vreemde
voorwerpen worden veroorzaakt.
Foutcode
Storing
WARNING 1
De knop en de microschakelaar van het laspistool
zijn ingedrukt op het moment dat de generator
ingeschakeld wordt.
ERROR 2
Het relais R1 is defect.
ERROR 3
Het relais R1 is defect.
ERROR 4
De SCR is kortgesloten.
ERROR 5
Het oplaadcircuit van de condensatoren vertoont
een defect
ERROR 7
Het oplaadcircuit van de condensatoren vertoont
een defect
WARNING TH
De thermische beveiliging is geactiveerd.
ERROR 9
Het circuit dat de spanning op de condensatoren
meet vertoont een defect.
ERROR 10
Het ontladingscircuit van de condensatoren
vertoont een defect.
46
7.2
BUITENGEWOON
Dit onderhoud moet door bekwaam personeel worden
verricht
Sommige storingen worden met een foutcode op het
display A aangegeven. Wacht minstens 5 minuten nadat
u het lasapparaat met de schakelaar E heeft uitgescha-
keld, alvorens het te openen haal tevens de stekker uit
het stopcontact.
Controleer met een voltmeter of de condensatoren ont-
laden zijn.
Verwijder stof, fragmenten en slijpsel van de machine met
behulp van perslucht om schade of de projectie van me-
talen deeltjes op de elektrische of elektronische onderde-
len te vermijden.
Controleer of alle connectoren volledig zijn aangebracht.
Controleer of alle aansluitklemmen van het lascircuit goed
zijn vastgezet.
Controleer na een reparatie of de bekabeling op dergelijke
wijze is aangebracht dat tussen de primaire en de secun-
daire zijden isolatie is aangebracht. Vermijd dat de draden
in aanraking kunnen komen met bewegende onderdelen
of onderdelen die tijdens de functionering warm worden.
Breng de kabelbinders op de oorspronkelijke wijze aan
om te vermijden dat het primaire en het secundaire cir-
cuit met elkaar in aanraking kunnen komen als een draad
breekt of losraakt.
Hermonteer de schroeven en de ringen in de originele
stand.
Oplossing
Laat de startknop los.
Vermogenscircuit defect. Neem contact op met
de assistentie.
Vermogenscircuit defect. Neem contact op met
de assistentie.
Neem contact op met de assistentie.
Neem contact op met de assistentie.
Neem contact op met de assistentie.
Wacht een aantal minuten zonder het lasapparaat uit
te schakelen.
Vermogenscircuit defect. Neem contact op met
de assistentie.
Vermogenscircuit defect. Neem contact op met
de assistentie.