5.2 Bediening van het toestel
DE
TIP
EN
Door het in het apparaat ingebouwde 2 secties koel- en
FR
ventilatiesysteem is de temperatuurinstelling van de twee
secties van elkaar afhankelijk. Dit betekent dat de tempera-
IT
tuur van de onderste zone niet lager kan worden ingesteld
dan die van de bovenste zone.
ES
Wanneer beide secties met de verschillende bewaartem-
peraturen worden gebruikt, kan de temperatuur van de
NL
bovenste sectie dienovereenkomstig alleen worden inges-
teld met een lagere of gelijke temperatuur van de onderste
RUS
zone.
SE
Grote ingestelde temperatuurverschillen van beide secties
leiden tot een hoog energieverbruik.
PT
5.2.1 Aan- en uitschakelen
1.
Steek de stekker in het stopcontact.
2.
Nu knippert de aan/uit-toets.
3.
Druk op de aan/uit-toets.
4.
De laatst ingestelde temperatuur wordt op het display
weergegeven.
5.
Als u het toestel wilt uitschakelen, houdt u de aan/uit-toets
ingedrukt tot het display uitgaat.
5.2.2 Instelling van de temperatuur
1.
Schakel het toestel aan.
2.
De laatst ingestelde temperatuur wordt op het display
weergegeven.
3.
Door de twee linker pijltjestoetsen tegelijk in te drukken,
kun je wisselen tussen de temperatuurweergave in °C en °F.
4.
De instelling van de gekozen temperatuureenheid wordt
opgeslagen zodra de indicator op het display stopt met
knipperen en brandt constant.
5.
Als u beide pijltjestoetsen tegelijk indrukt, kunt u de tempe-
raturen in stappen van 1 instellen binnen een bereik van 5
°C tot 20 °C (41 °F tot 68 °F).
6.
Ongeveer 5 seconden nadat de laatste toets is ingedrukt,
wordt de gewenste temperatuur opgeslagen. Daarna stopt de
indicator op het display met knipperen en brandt constant.
7.
De huidige temperatuur van het toestel wordt weergegeven.
TIP
Aanbevolen temperatuur voor rode wijn: van 12°C tot 18°C
en witte wijn: van 6°C tot -10°C.
Het toestel bereikt de beste koel- en verbruiksresultaten bij
een aanbevolen omgevingstemperatuur tussen 16 en 20 °C.
De temperatuur in het toestel is afhankelijk van de om-
gevingstemperatuur, het aantal fl essen en de gekozen
temperatuur.
Let erop dat uw toestel wordt gebruikt voor het koelen van
wijn. De maximale temperatuur die u in het toestel kunt
bereiken, mag niet beduidend hoger zijn dan de omge-
vingstemperatuur op de plaats van installatie.
5.3 Verlichting
5.3.1 Instellen van de Eco-modus
Wanneer de ECO-stand is geactiveerd, is de binnenkant van het
toestel zonder verlichting wanneer de deur gesloten is.
1.
Druk op de lichttoets.
2.
Het symbool „ECO" verschijnt op het display.
3.
Sluit de deur.
4.
De LED-verlichting wordt uitgeschakeld. Als u de deur weer
opent, wordt de verlichting weer ingeschakeld.
5.
Om de ECO-modus uit te schakelen, moet u nogmaals op de
lichttoets drukken. De LED-stroken branden ook bij geslo-
ten deur constant.
82
CASO WineDeluxe WDU 36
TIP
Om energie te besparen wordt de verlichting na 4 uur uitge-
schakeld.
5.3.2 Instellen van de lichtsterkte
U kunt de lichtsterkte aanpassen in 4 niveaus. De niveaus zijn
25%, 50%, 75% en 100 %.
1.
Schakel het toestel in.
2.
De LED-stroken lichten op.
3.
Houd de lichtknop ingedrukt.
4.
Het toestel piept één keer kort.
5.
Als u nogmaals kort op de lichtknop drukt, kunt u vier ver-
schillende lichtniveaus selecteren (L1 - L4).
5.4 Uitschakelen van het geluid
Om het geluid van het apparaat uit te schakelen, druk je tege-
lijkertijd op de pijl naar rechtsonder en de lichttoets. Met deze
toetsencombinatie kunt u ook het geluid weer inschakelen.
5.5 WiFi-bediening
Het toestel kan optioneel via wifi bestuurd of geprogrammeerd
worden met behulp van een app. U kunt verbinding maken met
het toestel door de lichttoets en de aan/uit-toets tegelijkertijd
in te drukken. Als u per ongeluk de „verbindingsmodus" heeft
gestart, drukt u kort op de On / Off toets. Download hiervoor
de CASO Control App op uw smartphone of op uw tablet. De
benodigde details over de app en de functies en de installatie-
instructies vindt u op onze website onder
www.casoapp.com/help.
6 Reiniging en onderhoud
In dit hoofdstuk krijgt u belangrijke informatie m.b.t de reiniging
en het onderhoud van het apparaat. Neem de aanwijzingen in
acht om beschadigingen door verkeerde reiniging van het appa-
raat te voorkomen en een storingvrij gebruik te waarborgen.
6.1 Veiligheidsvoorschriften
VOORZICHTIG
Schenkt u eerst aandacht aan de volgende veiligheidsvoor-
schriften voordat u met de reiniging van het apparaat begint:
Maak hem voor ingebruikname grondig schoon.
Schakel het toestel uit en haal de stekker uit het stopcontact
voordat u het schoonmaakt en verwijder alle fl essen.
Reinig het toestel niet met harde, krassende of schurende
reinigingsmiddelen zoals staalwol of dergelijke.
6.2 Reiniging
Binnenkant
Maak de binnenkant schoon met lauw water, met een zachte doek
en een mild schoonmaakmiddel.
Droog het toestel grondig af met een zachte doek.
Deurafdichting
Zorg er met name voor dat de deurafdichting schoon is. Zo kan
het toestel goed functioneren. U kunt de deurafdichting verwij-
deren en met een vochtige doek reinigen.
Huisvesting
De buitenkant van het apparaat kan worden gereinigd met een
mild schoonmaakmiddel en warm water. Veeg goed droog met
een zachte doek.