van het toestel mogen niet worden uitgevoerd door kinderen, tenzij ze onder toezicht
staan.
•
De aangegeven maximale belasting van de oprijplaten mag niet overschreden worden.
Overschrijd de toegestane hellingshoek niet.
•
Niet gebruiken voor het laden van voertuigen of voorwerpen die de nominale belasting
overschrijden.
•
De oprijplaten mogen niet als laadbrug gebruikt worden.
•
Zorg ervoor dat niemand zich onder de oprijplaten bevindt.
•
Gebruik alleen per paar en zorg ervoor dat ze parallel zijn.
•
Zorg ervoor dat de ondergrond stabiel en vlak is.
•
Controleer de oprijplaat voor elk gebruik. Bevestig eventuele losse materialen, vervang
versleten of beschadigde onderdelen. Goede zorg en onderhoud van de oprijplaten zijn
noodzakelijk voor de veiligheid.
•
Rijd langzaam de oprijplaten op en alleen onder toezicht van twee personen.
3.
Montage
•
Zorg ervoor dat de flens met de tong naar beneden gericht is. Dit is om ervoor te zorgen
dat de oprijplaat niet meer kan bewegen van zodra er gewicht op geplaatst wordt.
•
Zorg ervoor dat de gaten van de tong en de gaten van oprijplaat overeenkomen. Breng de
bouten langs de bovenkant in en maak ze vast met de rondellen en schroeven.
4.
Gebruik
4.1
Algemeen gebruik
1. Zorg ervoor dat er geen mensen of dieren onder de oprijplaat of aanhangwagen zijn tijdens
het opladen.
2. Laad nooit machines met een draaiende motor.
3. Overschrijd nooit het maximum toegelaten gewicht van 200 kg. Laad het voertuig traag.
Laat geen gewicht op de hellende oprijplaat vallen. Dit kan de laadcapaciteit verkleinen en
kan mogelijk tot persoonlijk of materiële schede leiden. Gebruik de oprijplaat op een vaste,
platte en droge ondergrond.
4.2
Een motorfiets opladen
1. Maak de oprijplaat voor ieder gebruik vrij van vuil, olie, vet.
2. Het gebogen stuk moet naar beneden gericht zijn (zie montage) en moet de achterklep van
de aanhangwagen raken.
3. Zet één persoon aan elke kant van de motor. Elke persoon moet ofwel het stuur of de vork
vasthouden zodat zij het voertuig kunnen sturen.
4. Ze moeten de handen in de richting van de achterkant van het zadel of de vork houden. De
derde persoon kan dan beginnen duwen tegen de achterkant van het zadel en de achterste
vork om de motor in de aanhangwagen te duwen.
5. Zet de motor in neutraal.
6. Als de motor de oprijplaat aanraakt, zorg ervoor dat de oprijplaat niet wegschuift en dat
het gebogen stuk in contact blijft met de aanhangwagen. Indien niet, rol dan terug en
begin rustig opnieuw.
V. 03 – 18/07/2019
TL73104
7
©Velleman nv