5.2
VERSNELLINGSHENDEL
Staat toe het maaimechanisme in te schakelen en de
snelheid ervan te regelen.
Gebruik van de versnellingshendel (Afb. 12.A, Afb.
13.A) is alleen mogelijk wanneer tegelijkertijd de vei-
ligheidshendel wordt ingedrukt (Afb. 12.B-M, Afb. 13.B-
M).
Het maaimechanisme stop automatisch wanneer de
hendel van de versnelling losgelaten worden.
5.3
VEILIGHEIDSHENDEL VERSNELLING
De veiligheidshendel van de versnelling (Afb. 12.B-M,
Afb. 13.B-M) staat de activering toe van de versnelling-
shendel (Afb. 12.A, Afb. 13.A).
6. GEBRUIK VAN DE MACHINE
BELANGRIJK De in acht te nemen veiligheidsnormen
worden beschreven in hst. 2. Neem deze aanwijzingen
strikt in acht om geen ernstige risico's of gevaren te lo-
pen.
6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Alvorens te beginnen met
troles en handelingen uitgevoerd te worden om er zeker
van te zijn dat het werk op de meest nuttige en veilige
manier zal verlopen:
1. verzeker u ervan dat de accu niet in zijn huizing zit;
2. plaats de machine horizontaal en stevig op het ter-
rein;
3. kies het maaimechanisme die het meest gepast is
voor het werk dat u wilt uitvoeren (par. 4.3.1);
4. controleer de accu (par. 6.1.1);
5. breng het
draagstel
(par.
6.1.2).
6.1.1
Controle van de accu
De machine wordt zonder accu geleverd.
Koop een accu met een geschikt vermogen voor de
werkbehoeften en laad deze volledig op, volgens de
aanwijzingen in de handleiding van de accu.
De lijst van de voor deze machine gehomologeerde
accu's bevindt zich in de tabel 'Technische Gegevens'.
Voor eender welk gebruik:
– de status van de accu controleren volgens de
aanwijzingen in de handleiding van de accu.
werken dienen er enkele con-
op de juiste wijze aan
6.1.2
Gebruik van het draagstel
Het draagstel moet aangedaan worden vooraleer de
machine vast te haken en de riemen moeten geregeld
worden volgens de lichaamsbouw van de gebruiker.
Draag altijd een draagstel dat geschikt is voor het ge-
wicht van de machine:
– voor machines die minder dan 7,5 kg wegen kun-
nen modellen met enkele of dubbele riem ge-
bruikt worden;
– voor machines die meer dan 7,5 kg wegen mo-
gen alleen modellen met dubbele riem gebruikt
worden.
• Modellen met enkele riem
Het draagstel moet gedragen worden voordat de ma-
chine aan de specifieke koppeling wordt gekoppeld.
De riem (Afb. 14.A) moet over de linker schouder wor-
den geslagen en langs de rechter zijde lopen.
De riem moet gedragen worden met:
– de houder (Afb. 14.A.1), de koppelingsklem van
de machine (Afb. 14.A.2). en de snelkoppeling
(Afb. 14.A.3) aan de rechter kant.
• Modellen met dubbele riem
Het draagstel moet gedragen worden voordat de ma-
chine aan de specifieke koppeling wordt gekoppeld.
De riem (Afb. 14.B) moet gedragen worden met:
– de houder (Afb. 14.B.1), de koppelingsklem van
de machine (Afb. 14.B.2), en de snelkoppeling
(Afb. 14.B.3) aan de rechter kant.
– de snelkoppeling vooraan (Afb. 14.B.3);
– de kruising van de riemen op de rug van de bedie-
ner (Afb. 14.B.4);
– de gespen correct vastgemaakt (Afb. 14.B.5).
De riemen moeten zodanig gespannen worden dat de
last gelijkmatig wordt verdeeld over de schouders.
6.1.3
Gebruik van de accuhouder
(indien voorzien)
1. Plaats de accu in een van de zittingen
van de accuhouder (Afb. 10) en duw
aan tot u een "klik" hoort die aangeeft
dat de accu op zijn positie vast zit en
het elektrisch contact verzekerd is;
2. Sluit de kabel aan op de houder in de
specifieke aansluiting (Afb. 11.A) en
draai tot u een "klik" hoort die aangeeft
dat de accu op zijn positie vast zit en
het elektrisch contact verzekerd is;
3. regel de bretellen en sluit het
draagstel vooraan (Afb. 15).
NL - 11