Descargar Imprimir esta página

Gude GMP 7.21 Traducción Del Manual Original página 48

Motobomba

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 38
Vermijd bij het aandraaien van schroefverbindingen
overmatige kracht die tot beschadigingen kan leiden. Let er
bij het verplaatsen van aansluitleidingen op dat er geen
gewicht evenals geen schommelingen of spanningen op de
pomp inwerken.
Installatie van de aanzuigleiding
De aanzuigleiding pompt de vloeistof, die verpompt
moet worden, naar de pomp. Gebruik een aanzuigleiding
die dezelfde diameter heeft als de zuigaansluiting van de
pomp. Bij een aanzuighoogte – hoogteverschil tussen de
pomp en oppervlakte van de verpompte vloeistof – van
meer dan 4 m wordt trouwens het gebruik van een ¼''
grotere diameter aanbevolen.
De ingang van de aanzuigleiding moet van een filter
voorzien zijn waardoor de in het water aanwezige grovere
vuildeeltjes, die de pomp zouden kunnen verstoppen of
beschadigen, worden weggehouden.
Een aanrader is bovendien de installatie van een
terugslagklep die het ontsnappen van de druk na het
uitschakelen van de pomp voorkomt en het apparaat tegen
schade door drukstoten beschermt. De terugslagklep kan
naar keuze direct aangesloten worden aan de
zuigaansluiting van de pomp of aan de ingang van de
aanzuigleiding. Het beste is deze te monteren bij de ingang
van de aanzuigleiding. Daardoor laat zich de aanzuigleiding
door het vullen met water eenvoudig ontluchten.
De ingang van de aanzuigleiding moet zich altijd minimaal
0,3 m onder het oppervlak van de te verpompen vloeistof
bevinden om ervoor te zorgen dat er geen lucht wordt
aangezogen. Bovendien moet op voldoende afstand van de
aanzuigleiding tot de bodem en oevers van beken, rivieren,
vijvers, enz. gelet worden om het aanzuigen van stenen,
planten, e.d. te voorkomen.
Installatie van de drukleiding
De drukleiding pompt de vloeistof, die verpompt moet
worden, van de pomp naar het aftappunt. Om
stromingsverliezen te voorkomen is het raadzaam een
drukleiding te gebruiken, die ten minste dezelfde diameter
heeft als de drukaansluiting van de pomp.
Vaste installatie
Voor een vaste installatie moet de benzinemotorpomp op
een geschikt stabiel oppervlak gemonteerd worden. Om
trillingen te reduceren, is het aanbevolen een antivibratie
materiaal – bijv. een laag rubber – tussen de pomp en het
dragende oppervlak in te voegen.
Inbedrijfstelling
Opstelling en visuele controle
De uitlaatgassen van de benzinemotorpomp
bevatten giftige, reukloze koolmonoxide dat tot ernstige
gevolgen voor de gezondheid kan leiden door inademing en
in extreme gevallen tot de dood. Voor de bescherming van
mensen en dieren mogen de apparaten daarom niet op
slecht geventileerde plaatsen en in geen geval in gesloten
ruimten gebruikt worden. Vermijd altijd het inademen van
de uitlaatgassen.
Onderwerp de benzinemotorpomp voor ieder
gebruik aan een veiligheidscontrole. Een beschadigd
apparaat mag niet gebruikt worden.
De benzinemotorpomp mag enkel in
overstromingsveilige gebieden gebruikt worden.
Voor iedere inbedrijfstelling moet er zorgvuldig op gelet worden
dat de pomp veilig en stabiel opgesteld is. Zorg altijd voor een
vlakke ondergrond, anders zou de beveiliging voor lage
oliestand geactiveerd kunnen worden die het starten onmogelijk
maakt. De benzinemotorpomp mag enkel in
overstromingsveilige gebieden gebruikt worden.
Kies de opstelplaats zodanig dat eventueel lekkende brandstof
of motorolie geen schade kan veroorzaken. Bij gebruik in
vijvers, zwembaden, sloten, beken en of dergelijke plaatsen
dient de pomp tegen het gevaar van omvallen geborgd te
worden.
Onderwerp de benzinemotorpomp voor iedere inbedrijfstelling
aan een visuele controle. Let op juiste plaatsing van alle
schroeven en de perfecte staat van alle aansluitingen. Een
beschadigd apparaat mag niet gebruikt worden.
Brandstof en tanken/motorolie
De benzinemotorpomp wordt met benzine aangedreven.
Gebruik uitsluitend de brandstofsoort die bij de technische
gegevens genoemd is.
Tijdens het tanken mag niet gerookt worden en open
vuur mag niet in de buurt zijn. Adem de dampen niet in.
Benzine en motorolie zijn giftige stoffen. Slik geen
benzine of motorolie in en adem de dampen niet in. Vermijd elk
direct contact van benzine of motorolie met de huid, ogen en
uw kleding.
Vul geen brandstof bij een draaiende motor. Zet voor het
tanken de pomp altijd uit en laat het apparaat minimaal vijf
minuten afkoelen. Bij het tanken moet het apparaat zich op een
vlakke ondergrond en in verticale positie bevinden om morsen
of lekkage van brandstof te voorkomen. Tank in een goed
geventileerde omgeving. Neem de eventueel gemorste benzine
volledig af voordat de motor wordt gestart.
Tijdens het tanken mag niet gerookt worden en open vuur mag
niet in de buurt zijn. Adem de dampen niet in.
Controleer voor iedere inbedrijfstelling de oliestand
(zie „Olievervanging en oliecontrole")
Vullen van de pomp met water, resp. ontluchting van het
systeem
Vul het pomphuis door de vulopening met water. Controleer dat
er geen doorsijpelingsverliezen optreden. Sluit de vulopening
weer luchtdicht af. Aanbevelingswaard – niet absoluut
noodzakelijk – is bovendien het vullen van de aanzuigleiding
met water.
De benzinemotorpomp is zelfaanzuigend. Dit betekent dat voor
de inbedrijfstelling alleen het pomphuis en niet absoluut ook de
aanzuigleiding met water gevuld moet worden. Bovendien
wordt de pomp in dat geval enkele minuten langer gebruikt om
de te verpompen vloeistof aan te zuigen. De aanvullende
vulling van de aanzuigleiding vergemakkelijkt en versnelt de
eerste aanzuiging aanzienlijk. Als de aanzuigleiding niet met
vloeistof wordt gevuld, zal het mogelijk nodig zijn tijdens de
inbedrijfstelling het pomphuis meerdere malen te vullen. Dit is
afhankelijk van de lengte en de diameter van de aanzuigleiding.
Open een eventueel aanwezige vergrendelvoorzieningen in de
drukleiding (bijv. waterkraan), zodat de lucht bij de aanzuiging
kan ontsnappen.
42

Publicidad

loading

Este manual también es adecuado para:

94507