3
Configureer de instellingen. Het scherm 'Gegevensweergave instellen' bevat selectievakjes,
keuzerondjes en vervolgkeuzemenuvelden. Raadpleeg het helpscherm voor meer informatie.
Het monsterscherm wordt gewijzigd om overeen te komen met de weergave-instellingen.
Kenmerken zoals lettergrootte kunnen verschillen voor verschillende configuraties.
De werking van het instrument controleren
Elektrische ruis, lekkage van de sensor of andere interferentie kunnen ervoor zorgen dat het
instrument onjuiste gegevens geeft.
Ga als volgt te werk om ervoor te zorgen dat het instrument correct werkt:
1
Bevestig het nultellingsfilter.
2
Selecteer in het scherm 'Gegevensweergave instellen' het kanaal van 0,3 μm en stel de
concentratiemodus in op TELLINGEN.
3
Stel in het scherm 'Monster instellen' de monstertijd in op 5 minuten, de wachttijd op 00:00:00,
de vertragingstijd op 00:00:03, de MODUS op Automatisch en het aantal CYCLI op 2.
4
Start de productbemonstering en laat deze de monsters van 2 x 5 minuten voltooien.
5
Onderzoek de deeltjestellingen in het laatste monster. De tellingen moeten in
overeenstemming zijn met deze specificaties voor de werking van het instrument om te
worden gecontroleerd: Niet meer dan 1 deeltje > 0,3 μm in 5 minuten.
Het instrument reinigen
Verwijder ongewenste materialen uit het instrument voordat het wordt gebruikt in een cleanroom
of schone productieomgeving. Voer deze procedure ook uit na elk groot aantal bemonsteringen om
de interne sensor schoon te houden.
1
Installeer het nultellingsfilter.
2
Stel het instrument in om continu te bemonsteren. Stel de telmodus in op 'Beoordelen'.
DOC026.97.80271, Edition 9
GEBRUIKERSHANDLEIDING HHPC 6+, HHPC 3+, HHPC 2+
Gebruik
15 / 26