Wandbevestiging met klinkmoeren
Opmerking
Controleer of in het profiel van het
voertuig voor de boorlengte voldoende
plaat is zodat de buitenwand van het
voertuig niet beschadigd wordt.
Boor telkens een gat in de zijwand van het
■
voertuig [15].
Ontgraat de boringen met de verzinkboor [17].
■
Plaats de klinkmoer [5] met behulp van de
■
klinkmoertang [10].
Bodembevestiging (afb.I/IV/V)
Bodembevestiging met multiplexplaat
(aanbevolen) (afb. V)
Indien u een Würth-bodemplaat van 10 mm
■
gebruikt, is het mogelijk om de module hierop
drijvend te bevestigen. Gebruik hiervoor de
bodembevestigingsset 0963 80 502.
Geschikte bodemplaten zijn verkrijgbaar voor
■
alle gangbare transporters en kleine auto's.
Bodembevestiging zonder toegelaten
bodemplaat (afb. IV)
Gebruik hiervoor de bodembevestigingsset
■
0963 80 525.
Opmerking
Vergewis u ervan dat het doorboren
van de voertuigbodem mogelijk is en
er geen veiligheidsrelevante com-
ponenten zoals brandstofleidingen,
tank of elektrische kabels beschadigd
kunnen worden.
Opmerking
Wij wijzen erop dat bij voertuiginrich-
tingen die niet op bodemplaten zijn ge-
monteerd, de garantie van het voertuig
kan vervallen. Neem a.u.b. contact op
met uw fabrikant voor het verduidelij-
ken van de stand van zaken.
32
Zet met de markeerstift [12] oriëntatiepunten
■
voor de schroeven van de bodembevestiging op
de voertuigbodem.
Boor telkens een gat in de bodem van het
■
voertuig [16].
Ontgraat de boringen met de verzinkboor [17]
■
van beide zijden.
Opmerking
Alle boringen moet met gepaste cor-
rosiespray beschermd worden tegen
roest.
Zet de module in het voertuig.
■
Schroef de module met de zeskantmoer [3], de
■
inbusschroeven [8], de onderlegringen [4] vast
aan de voertuigbodem.
Opmerking
Bescherm de schroefverbindingen met
onderbodemwas.
Eindmontage (afb. I/VI)
Schroef de module met behulp van de rubberen
■
ringen [7], de onderlegringen [4] en de
inbusschroeven [8] vast aan de zijwanden van
de module.
Haal alle schroeven vervolgens goed aan.
■