Jp
■ Het objectief bevestigen en verwijderen
En
Het objectief bevestigen
De
Zet de camera uit en verwijder de bodydop van de camera.
z
Verwijder de achterste objectiefdop.
x
Fr
Bevestig het objectief.
c
Es
Positioneer het objectief in de bajonetvatting van de camera,
waarbij de objectiefbevestigingsmarkering op één lijn ligt
Sv
met de montagemarkering op de camerabody en draai
vervolgens het objectief met de wijzers van de klok mee,
Ru
totdat deze met de objectiefbevestigingsmarkering
bovenaan op zijn plaats klikt.
Nl
Het verwijderen van het objectief
Pt
Zet de camera uit.
z
Verwijder het objectief.
x
Pb
Druk, tijdens het met de klok mee draaien van het objectief,
It
op de objectiefontgrendeling om het objectief te
verwijderen.
Cz
■ Scherpstellen
Ondersteunde scherpstelstanden worden in de volgende tabel
Sk
getoond (zie de camerahandleiding voor informatie over de
scherpstelmodi van de camera).
Ro
Ua
Camerascherpstelstand
AF
Ck
MF
Ch
Kr
Id
62
Objectiefscherpstelstand
M/A
Autofocus
met handcorrectie
Handmatige scherpstelling met elektronische
afstandsmeter
M
Handmatige scherpstelling met
elektronische afstandsmeter