9.1. Bedrading voedingskabel
• De voedingskabels van de apparatuur mogen niet lichter zijn dan de 245 IEC 57
of 227 IEC 57-norm.
• Bij installatie moet er een schakelaar met een contactafstand van ten minste 3
mm tussen de polen worden opgenomen in het voedingscircuit van de airconditio-
ning.
Dikte voedingskabel: meer dan 1,6 mm
[Fig. 9.1.1] (P.5)
A Schakelaar 16 A
C Binnenapparaat
[Selectie van een installatieautomaat (NF) of aardlekschakelaar (NV)]
Selecteer NF of NV in plaats van een Klasse B-zekering in combinatie met een scha-
kelaar:
• In het geval van een Klasse B-zekering van 15 of 20 A:
NF-modelnaam (MITSUBISHI): NF30-CS (15 A) (20 A)
NV-modelnaam (MITSUBISHI): NV30-CA (15 A) (20 A)
Gebruik een aardlekschakelaar met een gevoeligheid onder 30 mA 0,1 sec.
Voorzichtig:
Gebruik niets anders dan de juiste stroomonderbreker en zekering. Het ge-
bruik van zekeringen, kabels of koperen bedrading met teveel capaciteit kan
leiden tot storingen of brand.
9.2. De afstandsbediening en de transmis-
siekabels voor het binnen- en buitenap-
paraat aansluiten
Waarschuwing:
• De compressor werkt alleen als de transmissiefase tussen binnen- en bui-
tenapparaten correct is.
• Aansluitkabels tussen binnen- en buitenapparaten kunnen worden verlengd
tot maximaal 50 meter, en de totale lengte met inbegrip van de kabels tussen
ruimtes is maximaal 80 m.
• Verbind binnenapparaat TB4 op het aansluitblok voor de binnen/buiten-transmis-
siekabel (polair, 3-aderig).
2
Kabel met drie aders van 1,5 mm
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 m met gebruik
2
van een kabel van 0,75 mm
ader. Als de afstand meer dan 10 m is, gebruik dan
2
een 1,25 mm
aansluitkabel.
[Fig. 9.2.1] (P.5) MA-afstandbediening
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Afstandsbediening
• DC 9 – 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
[Fig. 9.2.2] (P.5) MA-afstandbediening
A Niet-gepolariseerd
C Afstandbediening
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden bre-
ken of oververhit raken en brand veroorzaken.
9.3. De elektrische aansluitingen maken
Controleer of de modelnaam op de gebruiksaanwijzingen op het deksel van de
besturingsdoos dezelfde is als de modelnaam op het naamplaatje.
1. Verwijder de 2 schroeven die de deksel van de aansluitdoos op zijn plaats hou-
den.
[Fig. 9.3.1] (P.5)
A Deksel die door schroeven wordt vastgehouden (2 stuks)
B Deksel
Opmerking:
Zorg dat er geen draden worden afgekneld als u het deksel van de aansluit-
doos weer terugplaatst. Dit kan leiden tot beschadiging van de bedrading.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden bre-
ken of oververhit raken en brand veroorzaken.
52
2
B Overstroomonderbreker 16 A
(ontwerp 245 IEC 57).
B TB15
D TB4
2. Open uitduwgaten
(Het wordt aangeraden om hiervoor een schroevendraaier of vergelijkbaar te
gebruiken.)
[Fig. 9.3.2] (P.5)
A Besturingskast
C Verwijderen
3. Sluit de voedingsdraden aan op de besturingsdoos met behulp van een buffer-
doorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar). Sluit de transmis-
siebedrading aan op het transmissie-aansluitblok via de (uitdruk) opening in de
besturingsdoos, met een normale doorvoer.
4. Sluit de bedrading voor de stroomvoorziening, de aarde, de transmissie en de
afstandsbediening aan. Het loshalen van de aansluitdoos is niet nodig.
[Fig. 9.3.3] (P.5)
E Gebruik een PG geleidebus om het gewicht van de kabel en de externe kracht op het
aansluitpunt van de voeding op te vangen. Gebruik een kabelbinder om de kabel vast
te zetten.
Wikkel de draad eenmaal om de kabelriem om uittrekken van de kabel te voorkomen.
F Bedrading van de stroomvoorziening
H Gebruik gewone geleiding
J Locatie aansluitingen voor binnentransmissie
K Locatie aansluitingen voor afstandsbediening
L Naar 1-fase stroomvoorziening
M Transmissiekabel
N Klemmenblok voor de transmissiekabel van het buitenapparaat
O Transmissiekabel naar de afstandsbediening
[Aansluiting transmissiekabel]
[Fig. 9.3.4] (P.5)
A Klemmenblok
C Transmissiekabel (polair)
5. Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindingen
goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer terug.
Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde volgorde.
Opmerkingen:
• Perforeer de kabels of de draden niet tijdens het bevestigen van de deksel
van de aansluitdoos. Hierdoor kan de aansluiting worden onderbroken.
• Zorg er tijdens het plaatsen van de aansluitdoos voor dat de connectors aan
de kant van de doos niet verwijderd worden. Als ze verwijderd zijn, functio-
neert het niet normaal.
9.4. Functie-instellingen
9.4.1. Voor de afstandsbediening met draad
1 [Fig. 9.4.1] (P.6)
• Selecteer "Service" in het Main menu (Hoofdmenu) en druk op de toets
[SELECTEREN].
• Selecteer "Function setting" (Functie-instellingen) met de functietoets [F1] of
[F2] en druk op de toets [SELECTEREN].
2 [Fig. 9.4.2] (P.6)
• Stel de koeladressen van de binnenunit en unitnummers in met de knoppen [F1]
tot en met [F4], en druk vervolgens op de toets [SELECTEREN] om de huidige
instelling te bevestigen.
<Het unitnummer van de binnenunit controleren>
Wanneer op de toets [SELECTEREN] wordt gedrukt, gaat de ventilator van de
opgegeven binnenunit draaien. Bij gebruik in groep of wanneer alle units
worden gebruikt, gaat de ventilator van alle binnenunits voor het geselecteerde
koelmiddeladres draaien.
3 [Fig. 9.4.3] (P.6)
• Wanneer het verzamelen van gegevens van de binnenunits is voltooid, worden
de huidige instellingen gemarkeerd weergegeven. Niet-gemarkeerde items zijn
items waarvoor geen instellingen zijn ingesteld. De weergave van het scherm
hangt af van de instelling voor "Unit No.".
4 [Fig. 9.4.4] (P.6)
• Gebruik de knop [F1] of [F2] om de cursor te verplaatsen en het modusnummer
te selecteren, en wijzig het instellingsnummer vervolgens met de knop [F3] of
[F4].
5 [Fig. 9.4.5] (P.6)
• Als u klaar bent met instellen drukt u op de toets [SELECTEREN] om de instel-
lingsgegevens te verzenden vanaf de afstandsbediening naar de binnenunits.
• Als de overdracht succesvol is verlopen, keert het scherm terug naar het
scherm Function setting.
B Uitduwgat
G Rekbaar vermogen
I Locatie voedingsdoos
B Ronde aansluitklem