sor en het IR-venster moet er een visuele ver-
NL
bindingslijn zijn.
B
Houd de toets ACT (7) enkele seconden inge-
drukt tot de display-achtergrondverlichting van
de radiomicrofoon of van de zakzender oplicht.
De radiomicrofoon of de zakzender is daarmee
op hetzelfde kanaal als de ontvanger ingesteld.
Op het display (14 of 22) wordt het kanaalnum-
mer weergegeven.
5 Bediening
1) Plaats de ontvangstantennes (1) verticaal.
2) Schakel de ontvanger met de schakelaar
POWER (9) in. De LED AF (4) knippert twee-
maal. Het display (3) geeft het ingestelde zend-
kanaal weer.
Als bij nog uitgeschakelde radiomicrofoon
2
zakzend
een van de ontvangst-LEDʼs RF (5)
oplicht, dan worden storingen of signalen van
een ander radiosysteem ontvangen. Stel in dit
geval een ander kanaal in (
3) Voor het inschakelen van de zakzender schuift u
de schakelaar (21) in de stand ON. Om de radio-
microfoon in te schakelen, schuift u de schake-
laar (16) in de bovenste stand. Voor geluids-
transmissie schuift u de schakelaar op de
radiomicrofoon volledig naar boven of op de
zakzender volledig in de stand ON. In de mid-
delste stand werkt de zender nog wel, maar is
het microfoonsignaal gedempt.
Na het inschakelen licht gedurende enkele
seconden de achtergrondverlichting van het dis-
play (14, 22) op. Display geeft het ingestelde
kanaal en het laadniveau van de batterijen aan:
BATT
vol
Opmerking: Als de LED BATT knippert, moet u de bat-
terijen vervangen.
4) Stel op de radiomicrofoon met de POWER-
schakelaar (19) in het batterijvak het zendver-
mogen in:
bovenste stand HI = hoog vermogen voor een
groot bereik, maar kortere bedrijfsduur van
de batterij
onderste stand LO = laag vermogen voor een
langere bedrijfsduur, maar kleiner bereik
1. alleen bij TXS-611SET en TXS-616SET
2. alleen bij TXS-631SET en TXS-636SET
28
1
hoofdstuk 4.4).
BATT
BATT
ontladen
5) Bij ingeschakelde zender (radiomicrofoon of
zakzender) licht op de ontvanger de ontvangst-
LED RF A of B (5) op, afhankelijk van welk van
beide het beste signaal geeft. Als er geen LED
oplicht, controleer dan het volgende:
a Is de zender op hetzelfde kanaal ingesteld als
de ontvanger?
Als op de ontvanger en de radiomicrofoon /
zakzender verschillende kanalen weergege-
ven worden, herhaalt u bedieningsstap 4 van
het hoofdstuk 4.4.
b Zijn de batterijen van de zender leeg?
c Is de radiomicrofoon op een laag zendvermo-
gen ingesteld?
d Is de afstand tussen zender en ontvanger te
groot?
Reikwijdte TXS-611 / -631SET : ca. 30 m
of
e Is de ontvangst door metalen voorwerpen in
het zendtraject verstoord?
f Kunt de ontvangst door draaien van de ont-
vangstantennes (1) verbeteren?
g Is de storingsonderdrukking met de regelaar
SQUELCH (13) te hoog ingesteld?
(
bedieningsstap 7)
6) Schakel het volgende audioapparaat in of schuif
de betreffende regelaar op het mengpaneel
open. Spreek / zing in de microfoon en pas met
de volumeregelaar VOLUME (12) het uitgangs-
niveau van de ontvanger aan het signaal op de
ingang van het nageschakelde toestel aan.
Bij de zakzender kunt u voor de aangesloten
microfoon de versterking met de regelaar GAIN
(27) aan de achterzijde instellen: Als het micro-
foonsignaal te luid en vervormd is, draait u de
regelaar met een kleine schroevendraaier terug.
Een te stil signaal geeft echter aanleiding tot een
slechte signaal / ruis-afstand; draai de regelaar
dan overeenkomstig open.
7) Stel met de regelaar SQUELCH (13) de drem-
pelwaarde in, waarbij de storingsonderdrukking
moet aanspreken. De storingsonderdrukking
dempt de ontvanger, wanneer tijdens spreek- of
zangpauzen storingssignalen worden ontvan-
gen, waarvan het niveau onder de ingestelde
drempelwaarde ligt. Een hoge drempelwaarde
reduceert echter ook het bereik van het micro-
TXS-616 / -636SET : ca. 50 m