•
•
•
•
•
•
•
•
•
7. Condensreservoir leegmaken
8. Gebruik met externe
condensaatafl oop (fi g. 4)
Aanwijzingen:
Als het condensreservoir (fig. 1, pos. 7) vol
is, dan schakelt het apparaat automatisch
uit. De LED „Condensreservoir vol" brandt en
gedurende enkele seconden weerklinkt een
waarschuwingssignaal.
Als het condensreservoir (fig. 1, pos. 7) na
lediging niet correct erin wordt gezet, dan
blijft de LED „Condensreservoir vol" verder
branden.
Verwijder nooit de „Vlotter" (fig. 3, pos. A) uit
het condensreservoir, aangezien anders een
automatische uitschakeling niet meer func-
tioneert.
Als het condensreservoir is vervuild, dan kunt
u dit met warm water wassen.
1. Trek het condensreservoir (fi g. 1, pos. 7) voor-
zichtig eruit en maak het leeg.
2. Na lediging schuift u het reservoir weer in het
apparaat.
Aanwijzingen:
Let op! Om waterschade te voorkomen dient
u ervoor te zorgen dat het condenswater naar
behoren kan aflopen.
Let op! Bij erg koud weer is het aan te beve-
len maatregelen te nemen om het bevriezen
van het water in de afvoerslang te voorkomen.
Het condensaat wordt best naar een dieper
gelegen afvoer geleid. Mocht een externe
opvangbak (b.v. kuip enz.) worden gebruikt,
moet het apparaat overeenkomstig hoger
worden geplaatst.
De afloopslang moet met verval worden
aangebracht, mag niet knikken en evenmin
verstopt raken.
Mocht de afloopslang verstopt zijn geraakt
loopt het condensaat vanuit de overloop naar
de condensaatbak.
1. Verwijder het condensreservoir (7).
2. Verwijder de rubberstop en deponeer hem op
een veilige plaats omdat hij de aansluitstomp
opnieuw in moet worden gedraaid zodra de
externe condensaatafl oop niet meer wordt
gebruikt.
3. Verbind de aansluitstomp met een passende
Anl_LE_10_SPK7.indb 50
Anl_LE_10_SPK7.indb 50
•
•
•
•
•
•
9. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
NL
waterslang (C) met een inwendige diameter
van 10mm.
4. Zet het condensreservoir (7) weer in het
apparaat en leid de waterslang (C) uit het ap-
paraat.
Ontdooiingfunctie
Ten einde het bevriezen van de koelelementen bij
bedrijfstemperaturen onder 21°C te voorkomen is
het apparaat voorzien van een ontdooiingsfunctie.
Hierbij wordt de compressor uitgeschakeld, de
ventilatormotor blijft draaien.
Tijdens deze fase wordt de ontvochtigingsfunctie
voor enkele minuten onderbroken.
Gelieve het werkgebied van het apparaat in acht
te nemen (zie Technische gegevens).
Het apparaat is uitgerust met een compressor-
beveiliging, waardoor het apparaat bij tempera-
turen boven 35° C en onder 5°C alsmede bij een
verhoogde stroomopname automatisch wordt
uitgeschakeld.
Voor alle onderhoudswerkzaamheden zeker
de netstekker uit het stopcontact trekken!
Gebruik enkel een zachte doek voor het
schoonmaken van de behuizing.
Gebruik geen agressieve chemicaliën, was-
middelen, chemisch behandelde schoon-
maakdoeken of oplosmiddelen. Deze zouden
de behuizing kunnen beschadigen.
Schoonmaken van de luchtfi lter (om de 2
weken)
Verwijder het luchtfilter (fig. 6, pos. 5)
Gebruik een stofzuiger.
Is de filter erg vuil, wast u hem best met warm
water (max. 40°C) uit. Laat hem vervolgens
goed drogen. Stel de filter niet aan de zon of
aan andere warmtebronnen bloot. Nooit een
vochtige filter in het apparaat installeren.
Onderhoud
Binnen in het toestel zijn er geen andere te
onderhouden onderdelen.
- 50 -
03.03.16 08:14
03.03.16 08:14