Veiligheidsinstructies
2.2
Omgang met elektrische leidingen
Als leidingen door wanden met scherpe randen geleid moeten
worden, gebruikt u holle buizen of leidingdoorvoeren.
Monteer de bekabeling zodanig dat beschadiging door scherpe
voertuigdelen kan worden vermeden.
Installeer geen losse of scherp geknikte leidingen op elektrisch
geleidend materiaal (metaal).
Trek niet aan leidingen.
Bevestig en installeer de leidingen zodanig dat geen struikelgevaar
ontstaat en beschadiging van de kabel uitgesloten is.
De elektrische aansluiting mag alleen door een gespecialiseerde
firma worden uitgevoerd.
Beveilig de aansluiting direct aan de accu met een 60-A-zekering.
Leg de voedingsleiding (accukabel) nooit in de buurt van signaal- of
stuurleidingen.
Monteer de elektrische leidingen zodanig dat deze minstens 15 mm
van draaiende delen en minstens 150 mm van sterk verwarmde delen
van het voertuig zijn verwijderd.
Bevestig de kabelset met de bijgeleverde kabelbinders.
Voeg de compacte steekverbindingen samen tot de vergrendelpunten
gefixeerd zijn.
Beveilig steekverbindingen in bereiken met veel spuitwater (motor-
ruimte, onderbodem) door spray met beschermende was, isolatie-
band en dergelijke.
80
FreshAir HDE
NL