8. Plaats de kettinglus rond het tandwiel.
9. Zorg ervoor dat het kettingspanningsgat op de
kettinggeleider juist overeen komt met de bout.
10. Installeer de kettingbeschermer.
11. Maak de ketting vast. Zie Pas de kettingspanning aan.
12. Draai de moeren vast wanneer de ketting goed is
gespannen.
Als u de kettingzaag met een nieuwe ketting gebruikt, moet
u hem eerst gedurende 2 à 3 minuten testen. Controleer
vervolgens opnieuw de spanning en, indien nodig, span de
ketting aan.
5.2
DE KETTINGSPANNING
AANPASSEN
Afbeelding 10.13.14
NL
Draag veiligheidshandschoenen als u de ketting, zwaard of
gedeeltes rond de ketting aanraakt.
1. Maak de kettingafdekking los door de knop van de
kettingafdekking linksom te draaien.
Het is niet nodig om de kettingafdekking te verwijderen om
de kettingspanning aan te passen.
2. Draai de kettingspanschroef achter de zaag en ketting met
de klok mee om de kettingspanning te verhogen.
3. Draai de schroef voor de kettingspanning tegen de klok in
om de kettingspanning te verlagen.
4. Als de ketting de gewenste spanning heeft, draait u de
kettingafdekking weer vast.
5.3
DE SNIJSCHAKELS SLIJPEN
Slijp de tanden als de ketting niet meer gemakkelijk door het
hout gaat.
We raden aan dat een servicecentrum met een elektrische
slijpmachine belangrijke slijpwerkzaamheden uitvoert.
Afbeelding 15-18.
1. Ketting spannen.
2. Slijp de hoeken van de tanden met een ronde vijl met een
5/32 inch (4 mm) diameter.
3. Slijp de bovenplaat, de zijplaat en de diepteaanslag met
een platte vijl.
4. Vijl alle tanden in de vermelde hoeken en op dezelfde
lengte.
OPMERKING
LET OP!
OPMERKING
OPMERKING
Nederlands
Tijdens het proces,
•
Houd de vijl vlak ten opzichte van het te slijpen
oppervlak.
•
Gebruik het middelpunt van de vijlstang.
•
Gebruik geringe maar stevige druk tijdens het slijpen
van het oppervlak.
•
Trek de vijl bij elke terugslag achteruit.
•
Slijp de tanden aan één kant en ga vervolgens verder
met de andere kant.
Vervang de ketting als:
•
De lengte van de hoeken van de tanden minder is dan 5
mm.
•
Er te veel ruimte tussen de aandrijfverbindingen en de
klinknagels is.
•
De zaagsnelheid te laag is
•
De ketting vele malen is geslepen maar de zaagsnelheid
niet toeneemt. De ketting is versleten.
5.4
ONDERHOUD VAN DE
KETTINGGELEIDER
Afbeelding 19-20.
Zorg ervoor dat hij regelmatig wordt omgedraaid om
symmetrische slijtage aan de geleider te waarborgen.
1. Smeer de lagers op het neuswiel (indien aanwezig) met
de spuit (niet inbegrepen).
2. Reinig de groef van de geleider met de krabhaak (niet
inbegrepen).
3. Reinig de smeergaten.
4. Verwijder de braam van de randen en breng de tanden in
één lijn met een platte vijl.
Vervang de geleider als:
•
de groef niet past bij de hoogte van de aandrijfschakels
(die nooit de bodem mogen raken).
•
de binnenkant van de kettinggeleider is versleten en de
ketting hierdoor scheef zit.
5.5
SMEERMIDDEL VOOR DE
GELEIDER EN KETTING
BIJVULLEN
Controleer de hoeveelheid olie in het gereedschap. Als het
oliepeil laag is, vult u smeermiddel voor de geleider en de
ketting als volgt toe.
Gebruik smeermiddel voor de geleider en ketting dat alleen
voor kettingen en kettingoliesystemen geschikt is.
44
OPMERKING
OPMERKING
BELANGRIJK