Kenmerken; Ontvangst Van De Fluxi 2000/Tz; Verpakking; Opslag - ITRON Fluxi 2000/TZ Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 24
Houdt dit installatie-voorschrift toegankelijk voor
alle gebruikers.
Respecteer alle nationale regels tav installatie,
bediening en service van de gasmeters.
1.

Kenmerken

De Fluxi 2000/TZ gasmeters zijn ontworpen voor
het meten van gassen zoals gespecificeerd in de
EN 437 (1ste , 2de en 3de gas familie), daar-
naast kunnen er ook verschillende gefilterde en
niet-corrosieve gassen gemeten worden.
Turbinegasmeters zijn stromingsmeters. De gas-
stroom drijft het turbinewiel aan en de rotatie-
snelheid van het turbinewiel is proportioneel met
de lineaire snelheid van het gas. Deze omwente-
lingen worden mechanisch doorgegeven aan het
telwerk door een magnetische koppeling.
Voor gedetaileerde informatie, zie: Annex 5.
2.
Ontvangst van de Fluxi
2000/TZ

2.1. Verpakking

Iedere meter, afhankelijk van het type, wordt ge-
leverd in een aparte doos of op een houten pallet.
De verpakking bevat een contra connector voor
de geinstalleerde reedcontacten en olie in geval
dat een oliepomp geinstalleerd is.

2.2. Opslag

Indien de meter niet direkt gebruikt wordt, moet
deze worden opgeslagen in een schone en droge
omgeving. De afsluitdoppen op inlaat en uitlaat-
zijde van de meter dienen pas bij installatie van de
meter verwijderd te worden. Opslag temperatuur:
-40°C to +70°C.

2.3. Behandeling

De meters moeten met zorg worden behandeld.
Ophijsen van de meter alleen met hijsbanden om
de „body" of aan de hijsogen.
32
3.

Installatie

3.1. Algemene opmerkingen

Zie Annex 1 en de PED informatie
in Annex 7.
– De standaard Fluxi 2000/TZ is ontworpen voor
het meten van schone en niet aggressieve gas-
soorten. Voor het meten van aggressieve gas-
sen gaarne contact opnemen met Itron voor
informatie over speciale uitvoeringen.
– (1) Voor installatie de meter controleren op
eventuele beschadigingen, ontstaan tijdens
transport.
– (2) Niet lassen aan het leidingwerk bij een ge-
installeerde meter.
– (3) De meter moet te allen tijde, spannings-
vrij geïnstalleerd worden. De flenzen moeten
goed uitgelijnd worden. Het max. aanhaalmo-
ment van de bouten mag de in tabel vermelde
waarden niet overschrijden:
M16
M20
M24
M27
120
200
300
400
Nm
Nm
Nm
Nm
Bouten gelijkmatig, bij voorkeur kruislings, aan-
draaien. Flens pakkingen van voldoende kwaliteit
moeten gebruikt worden.
– (4) Om de nauwkeurigheid te waarborgen,
dient de meter geinstalleerd te worden met
een recht inlaat pijpstuk van 2ND, zonder uit-
laatrestrictie. Zie detail Annex 2.
– (5) Indien de meter is uitgevoerd met een olie-
pomp, dient de positie van het oliereservoir
aangepast te zijn aan de installatie.
– (6) Impulsgever aansluiting: Gasmeters worden
vaak geinstalleerd in gebieden met een gasri-
siko. Daarom moet de elektrische verbinding
met de gasmeter Ex gemarkeerd zijn of vol-
doen aan een gelijkwaardige toelating. De con-
nector aansluiting en de pulswaardes staan op
de telwerkplaat.
– (7) Vervuiling in het gas zoals bv zand en las-
korrels kunnen het turbinewiel beschadigen.
Het gebruik van een zeef of filter wordt drin-
gend aanbevolen.
– (8) Drukpulsen moeten tijdens het opstarten
voorkomen worden, dit om het turbinewiel te
beschermen. Om schade bij het opstarten te
voorkomen, dient de drukverhoging langszaam
met niet meer dan 0,3 bar per seconde plaats
te vinden.
M30
M33
≥M36
550
700
1200
Nm
Nm
Nm

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido