EXTRA TOEBEHOREN (los verkrijgbaar)
1. Batterij (EB9, EB9S, EB9G, EB9B, EB9M, EB9H)
2. Kruiskopdrijver
Boor Nr.
Nr. 1
Nr. 2
Nr. 3
Boor Nr.
3. Platte drijver
a
0,8 mm
1 mm
a
4. Staalboor
Diameter, 2 mm, 5 mm, 6 mm
5. Houtboor
Diameter, 10 mm, 13 mm
De extra toebehoren kunnen zonder nadere aankondiging
gewijzigd worden.
TOEPASSINGEN
Indraaien en uitdraaien van houtschroeven,
tapbouten, etc.
Boren van verschillende metalen.
Boren van verschillende houtsoorten.
Tabel 1
Voor het
laden
Tijdens
opladen
Na opladen
Opladen
onmogelijk
Opladen onmogelijk
(allen van toepaasing voor de UC14YF/UC14YF2)
Schroefmaat
2 – 2,5 mm
3 – 5 mm
6 – 8 mm
Schroefmaat
4 mm
5 – 6 mm
Aanduidingen van het controlelampje
Brandt ongeveer 0,5 sekonde.
Knippert
Brandt ongeveer 0,5 sekonde niet.
(ROOD)
(Uit voor 0,5 seconde)
Brandt
Blift branden
(ROOD)
Knippert
Brandt ongeveer 0,5 sekonde.
(ROOD)
Brandt ongeveer 0,5 sekonde niet.
(Uit voor 0,5 sekonde)
Knippert
Brandt ongeveer 0,1 sekonde.
(ROOD)
Brandt ongeveer 0,1 sekonde niet.
(Uit voor 0,1 sekonde)
Brandt
Blijft branden
(GROEN)
INLEGGEN EN UITNEMEN VAN DE
BATTERIJ
1. Verwijderen van de batterij
Houd de handgreep goed vast en druk tegen de
vergrendeling om de batterij te verwijderen (Zie
Afb. 1 en 2).
VOORZICHTIG
Sluit de batterij nooit kort.
2. Aanbrengen van de batterij
Plaats de batterij met de polen juist aangebracht
(Zie Afb. 2).
OPLADEN
Voor het gebruik van de boor machine dient de batterij als
volgt opgeladen te worden.
1. Sluit het netsnoer van het acculader op het stop-
kontakt aan.
Wanneer de stekker van de acculader in het stop-
kontakt wordt gestoken, zal het controlelampje in
rood knipperen. (met tussenpozen van 1 sekonde).
2. Steek de batterij in het acculader.
<UC12Y>
Plaats de batterij zo dat de kant met het naamplaatje
naar de ventilatiesleuven van het oplaadapparaat
wijst en druk de batterij door tot deze de bodemplaat
raakt (Zie Afb. 1 en 3.)
<UC14YF/UC14YF2>
Plaats de batterij zodanig dat het naamplaatje naar
het waarschuwingsplaatje op de lader wijst. Druk
de batterij door tot deze de bodemplaat raakt. (Zie
Afb. 1 en 3.)
OPGELET
Zorg dat de batterij met de plus en de min in de
juiste richting geplaatst wordt, anders wordt niet
alleen het laden onmogelijk, maar ook kunnen
storingen in de oplader ontstaan, zoals een
beschadigd oplaadcontact.
3. Opladen
Wanneer een batterij in de acculader wordt aangebracht,
blijft het controlelampje kontinu rood branden.
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, gaat het
controlelampje in rood knipperen. (met tussenpozen
van 1 sekonde) (Zie Tabel 1).
(1) Aanduiding van de controlelampje
De aanduidingen van het controlelampje zijn zoals
aangegeven in tabel 1, al naar gelang de toestand
van de oplaadbare batterij of het acculader.
Nederlands
Er is iets mis met de
batterij of met het
acculader.
De temperatuur van de
batterij is te hoog,
waardoor het opladen
onmogelijk is.
25