• Onttrek de kabel niet aan zijn eigenlijke bestem-
ming. Draag het laadtoestel niet aan de kabel en
gebruik hem niet om de stekker uit het stopcontact
te trekken. Bescherm de kabel tegen hitte, olie en
scherpe kanten.
• Controleer uw toestel op beschadigingen. Defecte
of beschadigde onderdelen dienen deskundig door
een klantenservice-werkplaats te worden hersteld of
vervangen, voorzover in de gebruiksaanwijzing ni-
ets anders staat vermeld.
• Netspanning (230V ~, 50 Hz) in acht nemen.
• Hou de aansluitingen proper en bescherm ze tegen
corrosie.
• Dit laadtoestel is niet geschikt voor onderho-
udsvrije batterijen.
NL
• Bij alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamhe-
den dient het toestel van het net te worden geschei-
den.
• Bij het aansluiten en laden van de batterij, ingie-
ten van zuur of bijvullen van gedistilleerd water
beschermende handschoenen die bestand zijn
tegen zuur en beschermende bril dragen.
• Herstellingen mogen slechts door een elektrovak-
man worden uitgevoerd.
Beheer van afvalstoffen
• Batterijen. Enkel via motorrijtuig-werkplaatsen, spe-
ciale deponeerplaatsen of verzamelplaatsen voor
speciaal afval. Informeer u bij de locale gemeente.
3. LADEN VAN DE BATTERIJ
Conform de instructie van de fabrikant van het
motorrijtuig dient de batterij voor het laden van
het boordnet te worden gescheiden. Wij wijzen op
het feit dat de voertuigen in standaarduitrusting
reeds talrijke elektronische componenten (zoals
b.v. ABS, ASR, injectiepomp, boordcomputer en
autotelefoon) bevatten. Eventueel zich voordo-
ende spanningspieken kunnen tot defecten bij de
elektronische componenten leiden. Daarom is het
aan te raden de batterij voor het laden van het bo-
ordnet te scheiden. Neem de instructies in de ge-
bruiksaanwijzingen voor auto, radio, autotelefoon
enz. in acht.
Voor het laden van de batterij gaat u als volgt te
werk:
Fig. 1:
Draai de batterijstoppen los of verwijder
deze van de batterij.
Fig. 2:
Controleer het zuurpeil van uw batterij. In-
dien nodig, gedistilleerd water bijvullen. Let
op! Batterijzuur is bijtend. Zuurspetters on-
middellijk met veel water grondig afspoelen
(15 minuten) en, indien nodig, de dokter
consulteren.
Fig. 3:
Sluit eerst de rode laadkabel aan op de
pluspool van de batterij.
Fig. 4:
Vervolgens wordt de zwarte laadkabel aan-
gesloten op de minpool van de batterij.
Fig. 5:
Nadat de batterij is aangesloten op het la-
adtoestel kunt u het laadtoestel aansluiten
op een stopcontact met 230 V ~ 50 Hz. Het
toestel mag niet aan een stopcontact met
een andere netspanning worden aangeslo-
ten.
14
Let op!
Door het laden kan gevaarlijk knalgas vrij-
komen. Daarom tijdens de laadbeurt von-
kvorming en open vuur vermijden. Ontplof-
fi ngsgevaar!
Fig. 6:
Berekenen van de laadtijd:
De laadtijd wordt bepaald door de laadto-
estand van de batterij. Bij een lege batterij
kan de laadtijd approximatief met de vol-
gende formule worden berekend :
capaciteit van de batterij in Ah
Laadtijd/u = ————————————————
ampère (laadstroom aritmetisch)
Bij een normaal ontladen batterij gaat een
hoge beginstroom vloeien. Met toenemen-
de laadtijd daalt de laadstroom. Bij oude
batterijen waarbij de laadstroom niet daalt,
is een defect voorhanden, zoals kortgeslo-
ten cellen of schade door veroudering.
Fig. 7:
De exacte laadtoestand kan enkel worden
bepaald door de zuurdichtheid met een zu-
urhevel te meten. Wenk! Tijdens het laden
komen gassen vrij (vorming van gasbellen
aan het oppervlak van de batterijvloeistof).
Let dus wel op een goede verluchting in de
ruimten.
Waarden van de zuurdichtheid (kg/l bij 20° C)
1,28
Batterij laden
1,21
Batterij half geladen
1,15
Batterij ontladen
Fig. 8:
Trek de netstekker uit het stopcontact.
Fig. 9:
Neem eerst de zwarte laadkabel los van de
minpool van de batterij.
Fig. 10:
Vervolgens neemt u de rode laadkabel los
van de pluspool van de batterij.
Fig. 11:
Batterijstoppen weer opdraaien of opdruk-
ken.
5. ONDERHOUD EN VERZORGEN VAN
DE BATTERIJ EN HET LAADTOESTEL
• Let er altijd op dat uw batterijen in uw wagen vast
gemonteerd zijn.
• Een perfecte verbinding met het stroomnet van de
elektrische installatie moet verzekerd zijn.
• Batterij proper en droog houden. Aansluitklemmen
lichtjes insmeren met een zuurvrij vet (vaseline) dat
bestand is tegen zuur.
• Bij niet onderhoudsvrije batterijen het zuurpeil ca.
om de 4 weken controleren en, indien nodig, enkel
gedistilleerd water bijvullen.
• Het laadtoestel dient in een droge ruimte te worden
opgeborgen. De laadklemmen moeten van corrosie
worden ontdaan.