stopcontact verwijderd wordt. De gebruiker is ver-
plicht de werkingscondities van de luchtverhitter
te respecteren, in het bijzonder:
► het thermisch vermogen van de verbrandings-
ruimte mag niet overschreden worden;
► het luchtdebiet mag niet kleiner dan het no-
minale debiet zijn; de gebruiker moet dus con-
troleren of er geen obstakels of obstructies bij de
aanzuigleidingen en/of de persleidingen van de
lucht te vinden zijn, zoals dekens of kleden op het
apparaat, of wanden of grote voorwerpen dichtbij
de luchtverhitter. Een laag luchtdebiet kan over-
belasting van de ventilator veroorzaken, met ge-
vaar voor oververhitting van de motor en van de
verbrandingskamer.
EUROPESE VOORSCHRIFTEN
Er zijn drie veiligheidsinrichtingen die geactive-
erd worden in geval van een ernstige storing. De
brandercontrole-inrichting zet de brander auto-
matisch stop wanneer de vlam dooft. Deze wordt
op de brander gemonteerd en heeft een herstart-
knop. De veiligheidshermostaat, TS met handma-
tige herstartknop wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur van de verbrandingskamer stijgt tot
boven het vastgestelde maximum; het waarschu-
wingslampje (8) licht op en de luchtverhitter slaat
af. De thermostaatrelais, RT wordt geactiveerd
wanneer de motor van de ventilator meer elek-
trische stroom gebruikt dan de maximaal toege-
stane limiet; het waarschuwingslampje (9) licht
op en de luchtverhitter slaat af. Wanneer een van
deze veiligheidsinrichtingen geactiveerd wordt,
moet u zorgvuldig uitzoeken wat het eigenlijke
probleem is, voordat u de herstartknop indrukt
en de luchtverhitter weer aanslaat (vgl. STO-
RINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN). De
oververhittingsbeveiligingsthermostaat, TSS laat
de luchtverhitter afslaan wanneer de luchtstroom
niet voldoende is om de verbrandingskamer op
de juiste temperatuur te houden; de luchtverhitter
zal automatisch herstarten zodra de luchtverhitter
voldoende is afgekoeld.
►►3. INSTALLATIE
WAARSCHUWING:
handelingen mogen alleen door gekwa-
lifi ceerd personeel uitgevoerd worden
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN EN AFSTEL-
LINGEN
WAARSCHUWING: De netvoeding
moet voorzien zijn van een aardschake-
laar en een magnetothermische scha-
Onderstaande
kelaar met differentieel. De stroomka-
bel moet aangesloten worden op een
stopcontact met een AAN/UIT schake-
laar.
De veiligheids- en controle-inrichtingen worden
met iedere luchtverhitter meegeleverd en zijn es-
sentieel voor het correct functioneren van het ap-
paraat. Het elektrische schakelpaneel, de brander,
de ventilatorthermostaat, oververhittingsbevei-
ligingsthermostaat en de veiligheidsthermostaat
met handmatige herstartknop zijn al aangesloten.
De volgende handelingen moeten nu worden uit-
gevoerd:
► Sluit de voedingskabel aan nadat u de sticker
gelezen heeft waarop de eigenschappen van de
benodigde elektrische voeding vermeld staan
(zie Tabel ). Tabel 2 laat de sticker zien die op
apparaten met driefasige voeding is aangebracht;
► Sluit accessoires zoals de kamerthermostaat
of de klok voor het elektrische schakelpaneel
van het apparaat aan. Elektrische kabels moeten
aangesloten worden door middel van de kabel-
klem (7) aan de aansluitingspunten. Controleer of
de ventilator niet meer stroom verbruikt dan de
toegestane limiet wanneer de luchtverhitter voor
het eerst wordt aangezet. Tenslotte: volg de in-
structies in de gebruiksaanwijzing van de brander
om de brander af te stellen. AANSLUITING OP
HETELUCHTKANALEN
De perspanelen van de hete lucht, beschikbaar
als accessoires, zijn:
► met 2/4 wegen, te gebruiken met alle uitgang-
en open.
► van het type 'verdeler' te gebruiken voor lucht-
verdeling van meerdere zijden (tenminste 2 ope-
envolgende zijden moeten open zijn). De nieuwe
kop kan worden aangesloten op de nieuwe lucht-
kanalen, met uitzondering van het "plenum", wan-
neer dat voor speciale toepassingen nodig is. In
dit geval en in het bijzonder als de diameter en
de lengte van de uitgangen veranderd zijn of als
het aantal buigingen is aangepast, kan de luchtu-
itstoot variëren. Derhalve is het heel belangrijk de
luchtuitstoot te controleren en te reguleren wan-
neer er aanpassingen zijn gemaakt aan luchtkop-
pen of luchtkanalen. Verzeker uer in elk geval van
dat:
► de ventilatormotor niet meer stroom gebruikt
dan de maximaal toegestane limiet;
► het volume van de luchtstroom overeenkomt
met de aanbevolen waarde.
VERBINDING
MET
(Fig. 2)
Het verbrandingsrendement en het correct fun-
HET
ROOKKANAAL
AL
BG
CN
CZ
DE
DK
EE
ES
FI
FR
GB
GR
HR
HU
IT
LT
LV
nl
NO
PL
PT
RO
RU
SE
SI
SK
TR
UA
YU