Anleitung_RT_CC_315_U_SPK2:_
NL
(afbeelding 54/pos. 9).
6.1.2 De snijdiepte instellen (afbeelding 56)
Door de handkruk voor de hoogte van het
zaagblad (7) te draaien kan het zaagblad (12) op
de gewenste snijdiepte ingesteld worden.
Draai de handkruk voor de hoogte van het zaagblad
(9):
Tegen de klok in:
grotere snijdiepte
Met de klok mee:
kleinere snijdiepte
Opgelet!
Voer deze instelling alleen uit bij uitgeschakelde
machine.
6.1.3 De schuinte van het zaagblad instellen
(afbeelding 57)
Door de vastzetgreep voor de schuinte van het
zaagblad (8) te draaien kan de schuinte van het
zaagblad ingesteld worden.
Maak de vergrendeling van de greep los door het
voorste deel van de greep (8a) naar links te draaien.
Nu kunt u de schuinte van het zaagblad veranderen
door het achterste deel van de greep (8b) te draaien.
De ingestelde hoek wordt aangegeven door de wijzer
(A) aan de schaal (B). Arrêteer het zaagblad (12) in
zijn positie door het voorste deel van de greep (8a)
vast te maken.
Opgelet!
Voer deze instelling alleen uit bij uitgeschakelde
machine.
6.2 Langssnedes uitvoeren
6.2.1 Werkstukken van normale grootte snijden
(afbeelding 1, 58)
Hierbij wordt een werkstuk doorgesneden in zijn
langsrichting. Om langssnedes uit te voeren moet de
schuiftafel (15) aan de achterkant van de machine
met de tafelarrêtering (zie punt 5.1.3) vergrendeld
worden. Eén kant van het werkstuk wordt tegen de
parallelaanslag (3) gedrukt terwijl de vlakke kant op
de zaagtafel (1) rust.
De zaagbladbescherming (18) moet altijd op het
werkstuk rusten. De werkpositie bij de langssnede
mag nooit in één lijn liggen met de richting van de
snede.
Parallelaanslag (3) instellen al naargelang de
hoogte van het werkstuk en de gewenste breedte
(zie 5.3.1).
Zaag inschakelen (zie 6.1.1).
44
29.09.2010
9:02 Uhr
Seite 44
Handen met gesloten vingers plat op het
werkstuk leggen en het werkstuk langs de
parallelaanslag (3) in het zaagblad (12) schuiven.
Zijdelingse geleiding met de linker- of
rechterhand (al naargelang de positie van de
parallelaanslag) maar tot aan de voorkant van de
beschermkap bewegen.
Werkstuk altijd doorschuiven tot aan het einde
van de splijtwig (17).
Het snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen tot het
zaagblad (12) weer stilstaat.
6.2.2 Smalle werkstukken snijden (afbeelding 59)
Langssnedes van werkstukken met een breedte
van minder dan 120 mm moeten absoluut
worden uitgevoerd met behulp van een schuifkop
(6).
Schuifkop inbegrepen in de levering.
Versleten resp. beschadigde schuifkop
onmiddellijk vervangen.
6.2.3 Zeer smalle werkstukken snijden
(afbeelding 60)
Voor langssnedes van zeer smalle werkstukken
met een breedte van 30 mm en minder moet
absoluut een schuifhout (C) gebruikt worden.
Daarbij moet bij voorkeur het lage geleidevlak
van de parallelaanslag gebruikt worden.
Schuifhout niet meegeleverd!
(Verkrijgbaar bij de vakhandel.)
Versleten schuifhout op tijd vervangen.
6.2.4 Schuine snedes uitvoeren (afbeelding 61)
Schuine snedes worden in principe uitgevoerd met
behulp van de parallelaanslag (3).
Zaagblad (12) instellen op de gewenste
hoekmaat (zie 6.1.3).
Parallelaanslag (3) instellen al naargelang de
breedte en de hoogte van het werkstuk (zie
5.3.1).
Snede uitvoeren overeenkomstig de breedte van
het werkstuk (zie 6.2.1 - 6.2.3).
6.3 Werken met de schuiftafel
6.3.1 Dwarssnedes uitvoeren (afbeelding 62-63)
Schuiftafel (15) naar voor trekken.
Dwarsaanslag (11) instellen op de gewenste
hoekmaat en vastklemmen op de schuiftafel (15)
(zie 5.3.2).
Werkstuk stevig tegen de dwarsaanslag (11) aan
drukken en de schuiftafel (15) langzaam in de
richting van het zaagblad (12) schuiven.
Schuiftafel (15) altijd zo ver naar voor schuiven