• Luchtgereedschappen horen niet in kin-
derhanden. Onbewaakte of aangesloten
luchtgereedschappen kunnen door onbe-
voegde personen gebruikt worden en ver-
wondingen aan deze en aan derden veroor-
zaken.
• Uitslutend onbeschadigde, voor pneuma-
tische moeraanzetters geschikte dop-
sleutels gebruiken. Zwakke, niet passende
of beschadigde opsteekgereedschappen
zoals slijpschijven, dopsleutels etc. kunnen
bij gebruik losschieten en door de werkruim-
te worden geslingerd wat tot zware verwon-
dingen kan leiden. Gebruik uitsluitend
krachtdoppen die voor het maximale toeren-
tal van de machine geschikt zijn. Bij
moeraanzetters uitsluitend krachtdopsleu-
tels voor machine-aandrijving gebruiken.
• Let op onverwachte reacties. Let op onver-
wachte reacties en het eventueel afglijden
van het gereedschap. Bij nauwe ruimten
kunnen onverwachte reacties tot verwondin-
gen leiden. Ter voorkoming van deze onver-
wachte
reacties
nemen.
• Machine niet in vonkgevaarlijke ruimten
gebruiken. Gereedschappen zoals slag-
moersleutels kunnen een vonkenregen vero-
orzaken welke bij brandbare materialen voor
ontbranding kan zorgen. Deze machines niet
gebruiken in de nabijheid van benzine, Nafta
of reinigingsmiddelen etc. Uitsluitend in
schone, goed geventileerde ruimten waar
geen brandbare materialen aanwezig zijn
gebruiken. Nooit zuurstof, kooldioxide of
andere inflessen gevulde gassen voor aan-
drijving van pneumatische machines gebrui-
ken.
• Machine niet op personen richten. Bij
gebruik van pneumatische gereedschappen
kinderen en andere personen niet in de nabij-
heid toelaten.
• Machine niet onbelast laten draaien met
aangebrachte dopsleutel. Krachtdop-
sleutels kunnen blokkeren, afglijden en weg-
geslingerd worden waardoor de gebruiker of
derden welke zich in de ruimte bevinden
getroffen kunnen worden.
Aangesloten pneumatische gereedschappen niet onbewaakt laten.
Voor uw veiligheid
voorzorgsmaatregelen
Altijd persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
• Hulpstukken uitsluitend bij afgekoppelde
luchtslang verwisselen.
• Bij het smeren altijd de luchtaansluiting ver-
wijderen.
• Luchtgereedschappen mogen niet in
contact met stroombronnen komen.
• Let op de werkdruk, (voor werkdruk zie
tabel bladzijde 23). Het overschrijden van
de toelaatbare werkdruk kan tot schade aan
de slagmoersleutel en of hulpstukken en ver-
wondingen leiden. De maximale werkdruk
moet gelijk of onder de toegelaten drukbe-
lasting van de hulpstukken (opsteekgereed-
schap/dopsleutels) liggen.
• Slangverbindingen op vaste verbindingen
controleren. Geen slechte of beschadigde
luchtslangen gebruiken. Wegschietende
luchtslangen kunnen tot verwondingen lei-
den.
• Pneumatische gereedschappen uitslui-
tend met drukloze leidingen aan en afkop-
pelen. Wegschietende luchtslangen kunnen
tot verwondingen leiden.
• Uitsluitend droge, schone lucht gebrui-
ken. Gebruik nooit zuurstof, kooldioxide of
andere in flessen gevulde gassen als aan-
drijving van luchtmachines.
• Dopsleutels altijd borgen om het los-
schieten hiervan te voorkomen.
• Gebruik uitsluitend door de fabrikant aan-
bevolen onderdelen, bevestigingen en
toebehoren.
• Pneumatisch gereedschap nooit aan de
luchtslang dragen.
• Het aangekoppelde pneumatische ge-
reedschap nooit met vinger aan de bedie-
ningshandel/knop dragen.
• Onoordeelkundig gebruik vermijden.
• Greep altijd droog, schoon, olie- en vetvrij
houden.
• Let op een schone, goed geventileerde en
goed verlichte werkruimte.
• Het pneumatische gereedschap nooit
onder alcohol en/of drugsinvloed gebrui-
ken.
• Reparaties uitsluitend door geautoriseerd
personeel laten uitvoeren.
NL
25