24
I
-
NSTALLATIE
EN GEBRUIKERSHANDLEIDING
NL
3
Montage
A
Afbeelding 1 Drie manieren voor de montage van de niveausensor, afhankelijk van de mate
van turbulentie.
3.1
Beluchting
De luchtslang in de kabel van de sensor moet in verbinding staan met de atmo-
sferische druk. Dit betekent dat de sensorkabel is aangesloten in een lucht-
dichte doos, deze doos moet worden geventileerd.
3.2
Montage in vloeistof zonder turbulentie
Normaal gesproken kan de HSC2 vrij hangend aan de toevoerkabel worden
gemonteerd, art.nr.18900001, waarbij geen contact wordt gemaakt met de
bodem. Zie
Afbeelding 1
3.3
Montage in vloeistof met turbulentie
Wanneer er sprake is van een sterke turbulentie, raden wij aan dat het gewicht
met art.nr. 18900008 wordt gemonteerd. Zie
Alternatief kan de sensor worden beschermd in een pijp met een binnendiame-
ter van minimaal 50 mm, verticaal gemonteerd langs de wand van de tank of
put, 10 boven de bodem; zie
De HSC2 naar beneden gelaten door de buis, totdat de onderkant vrij is van de
buis, maar ook nog vrij van de bodem. Uitsparingen in de buis kunnen voorko-
men dat drijvende sludge zich ophoopt in de buis, welke het anders minder
gemakkelijk zou kunnen maken de sensor op te hijsen.
4
Instellingen en kalibratie met kalibratiesysteem CB2
4.1
Algemeen
HSC2 kan worden ingesteld en gekalibreerd vanaf een PC met het kalibratie-
systeem CB2 (accessoire), dat bestaat uit een kalibratie-eenheid en een
Windows programma.
De kalibratie-eenheid is voorzien van een interface voor communicatie tussen
de PC en de sensor en een precisie-instrument voor het meten van het uit-
gangssignaal van de sensor.
B
C
A.
Afbeelding 1
C.
Afbeelding 1
B.