03 Bediening
3-1 Gebruik van het
systeem
1 Schakel het audio-apparaat in.
2 Druk op de POWER toets van
de hoofdtelefoon.
Om de hoofdtelefoon in te schakelen, drukt u
op de POWER toets en houdt deze ingedrukt.
De POWER indicator gaat groen branden.
3 Wanneer de stroom wordt
ingeschakeld, begint de
communicatie tussen de zender
en de hoofdtelefoon.
Wanneer er communicatie is tussen de
zender en de hoofdtelefoon, brandt de
SIGNAL indicator groen en wordt er geluid via
de hoofdtelefoon weergegeven.
4 Stel het volume in.
Gebruik de VOLUME +/– bedieningstoetsen
om het volume naar wens in te stellen.
Wanneer het volume op de maximumwaarde
is ingesteld, klinkt er een pieptoon via de
hoofdtelefoon.
3-2 Stand-by (ruststand)
van de zender
Als de zender gedurende vijf minuten geen
audio-ingangssignaal ontvangt, komt de
zender automatisch stand-by (ruststand) te
staan (de POWER/CHARGE indicator van de
zender dooft). Wanneer er weer een
audiosignaal door de zender wordt ontvangen,
wordt de stand-by (ruststand) automatisch
geannuleerd.
6
Nl
3-3 Automatische
uitschakelfunctie
Wanneer er geen signaal door de zender
wordt ontvangen, dooft de SIGNAL indicator
van de hoofdtelefoon en wordt er geen geluid
meer door de hoofdtelefoon weergegeven. Als
deze toestand langer dan vijf minuten duurt,
wordt de hoofdtelefoon automatisch
uitgeschakeld.
3-4 Automatische
dempingsfunctie
Als de afstand tussen de zender en de
hoofdtelefoon het toelaatbare zendbereik
overschrijdt, gaat de SIGNAL indicator uit en
wordt het geluid van de hoofdtelefoon
automatisch gedempt. In dit geval moet u
dichter naar de zender toe gaan.
3-5 Wanneer de batterijen
uitgeput raken
Wanneer de batterijen van de hoofdtelefoon
uitgeput raken, begint de POWER indicator te
knipperen en klinkt er elke minuut eenmaal
een pieptoon. Als deze toestand langer dan vijf
minuten duurt, wordt de hoofdtelefoon
automatisch uitgeschakeld. Om de
hoofdtelefoon weer te kunnen gebruiken,
moet u de batterijen opladen.