2.
Druk op Power [19] om de voeding in te schakelen.
De voeding roept automatisch de instellingen van geheugen 1 op. (Zie Setting Voltage and
Current voor meer informatie.) Het display toont de bestaande instellingen, de M1-indicator [13]
licht op.
Op dit ogenblik is er geen uitgangsspanning of –stroom op de uitgangsconnectoren.
3.
Druk op Power [19] om de voeding uit te schakelen.
De voeding gebruiken in constante spanningsmodus
Indien u de voeding wenst te gebruiken in constante spanningsmodus, stel de gewenste
uitgangsspanning in tussen 0V en 30V. U kunt eveneens het gewenste stroombegrenzingspunt instellen.
Indien de uitgangsspanning de ingestelde waarde overschrijdt, gaat het toestel automatisch over in
constante stroommodus.
De voeding gebruiken in constante stroommodus
Indien u de voeding wenst te gebruiken in constante stroommodus: stel de gewenste uitgangsstroom in
tussen 0A en 5A. U kunt eveneens de gewenste spanningsbegrenzing instellen.
Spanning en stroom instellen
U kunt tot 4 verschillende spanning-/stroominstellingen opslaan met de geheugentoetsen M1~M4.
1.
Druk op de geheugentoets [5] van het geheugen waarvan u de instellingen wenst te definiëren. De
overeenkomstige M1~M4-indicator [13] licht op en de bestaande spanning- en stroominstellingen
worden weergegeven.
2.
Druk op de selectieknop Voltage/Current [16] om de spanning in te stellen. De
spanningsuitlezing knippert.
Voor gebruik in constante spanningsmodus: dit is de gewenste constante spanning.
o
Voor gebruik in constant stroommodus: dit is het gewenste spanningsbegrenzingspunt.
o
Bij het deactiveren van de overspanningsbeveiliging, wordt de uitgang automatisch
o
uitgeschakeld indien de spanning de ingestelde waarde overschrijdt.
3.
Draai aan de instelknop [14] totdat u ongeveer de gewenste spanningswaarde hebt bereikt. Druk
op < of > [15] om een digit te selecteren in de spanningsuitlezing [7] en draai aan de instelknop
om te fijnregelen.
4.
Druk nogmaals op de selectieknop Voltage/Current [16] om de stroom in te stellen. De
stroomuitlezing knippert.
Voor gebruik in constante spanningsmodus: dit is het gewenste stroombegrenzingspunt.
o
Voor gebruik in constants stroommodus: dit is de gewenste constante stroom.
o
Bij het deactiveren van de overstroombeveiliging, wordt de uitgang automatisch uitgeschakeld
o
indien de stroom de ingestelde waarde overschrijdt.
5.
Draai aan de instelknop [14] totdat u ongeveer de gewenste stroomwaarde hebt bereikt. Druk op <
of > [15] om een digit te selecteren in de stroomuitlezing [6] en draai aan de instelknop om te
fijnregelen.
6.
Druk nogmaals op de geheugentoets (of wacht totdat de display niet meer knippert).
De instellingen zijn opgeslagen in het geselecteerde geheugen.
Oproepinstellingen
Om één van de opgeslagen instellingen op te roepen, druk op de overeenkomstige M1~M4-
geheugentoetsen [5]. De overeenkomstige M1~M4-indicator [13] licht op en de overeenkomstige
spanning- en stroominstellingen worden weergegeven op de display.
Opmerking: de uitgang wordt automatisch uitgeschakeld wanneer u een geheugentoets indrukt om een
instelling op te roepen.
Geheugen 5 gebruiken
Om geheugen 5 te gebruiken, gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op de geheugentoets 4 en draai aan de instelknop totdat de M5-indicator oplicht.
2.
Stel de gewenste spanning en stroom in. Wacht totdat de display niet meer knippert. De instellingen
worden automatisch opgeslagen in geheugen 5.
3.
Om de instellingen op te roepen, druk de op de geheugentoets 4 en draai nogmaals aan de
instelknop totdat de M5-indicator oplicht.
V. 03 – 25/08/2014
LABPS3005D
12
©Velleman nv