Duurmeting / Minimum- en maximummeting
(zie afbeelding B)
Bij de duurmeting kan het meetgereedschap rela-
tief ten opzichte van het doel worden verplaatst,
waarbij de meetwaarde ongeveer elke 0,5 secon-
den wordt geactualiseerd. U kunt zich zich bijvoor-
beeld van een muur verwijderen tot aan de ge-
wenste afstand. De actuele afstand is steeds
afleesbaar.
Druk voor duurmetingen op de toets functiewisse-
ling 4 tot in het display de indicatie
ting verschijnt. Druk voor het starten van de duur-
meting op de toets meten 2.
De minimummeting dient voor de bepaling van de
kortste afstand vanuit een vast referentiepunt. Bij-
voorbeeld ter ondersteuning van de bepaling van
verticale en horizontale lijnen.
De maximummeting dient voor de bepaling van de
grootste afstand vanuit een vast referentiepunt. Bij-
voorbeeld ter ondersteuning van de bepaling van
diagonale lijnen.
In de resultaatregel c wordt de ac-
tuele meetwaarde weergegeven. In
de meetwaarderegels a verschij-
nen de maximale („max") en de
minimale („min") meetwaarde. De-
ze wordt telkens overschreven
wanneer de actuele lengtemeet-
waarde kleiner of groter dan de minimum- of maxi-
mumwaarde tot dusver is.
Door het indrukken van de geheugenwistoets 8
worden de minimum- of maximumwaarden tot dus-
ver gewist.
Door het indrukken van de toets meten 2 beëindigt
u de duurmeting. De laatste meetwaarde wordt in
de resultaatregel c weergegeven. Als u opnieuw op
de toets meten 2 drukt, start de duurmeting op-
nieuw.
De duurmeting wordt na 5 minuten automatisch
uitgeschakeld. De laatste meetwaarde blijft in de
resultaatregel c weergegeven.
Indirecte afstandmeting
De indirecte afstandmeting dient voor het bepalen
van afstanden die niet rechtstreeks kunnen worden
gemeten, omdat een hindernis de laserstraal be-
lemmert of omdat er geen doeloppervlak als reflec-
tor beschikbaar is. Deze meetmethode kan alleen
in verticale richting worden toegepast. Elke afwij-
king in horizontale richting leidt tot meetfouten.
Tussen de afzonderlijke metingen blijft de laser-
straal ingeschakeld.
Voor de indirecte afstandmeting staan drie meet-
functies ter beschikking, waarmee telkens verschil-
lende lijnstukken kunnen worden gemeten.
76 | Nederlands
a) Indirecte hoogtemeting (zie afbeelding C)
Druk meermaals op de toets functiewisseling 4 tot-
dat in het display de indicatie voor de indirecte
hoogtemeting
Let erop dat het meetgereedschap zich op dezelf-
de hoogte als het onderste meetpunt bevindt. Kan-
tel vervolgens het meetgereedschap om het refe-
rentievlak en meet zoals bij een lengtemeting
lijnstuk „1".
voor duurme-
b) Dubbele indirecte hoogtemeting
(zie afbeelding D)
Druk meermaals op de toets functiewisseling 4 tot-
dat in het display de indicatie voor de dubbele indi-
recte hoogtemeting
Meet net als bij een lengtemeting de lijnstukken
„1" en „2" in deze volgorde.
Let erop dat het referentievlak van de meting (bijv.
achterkant van meetgereedschap) bij alle afzon-
derlijke metingen binnen één volledige meting op
nauwkeurig op dezelfde plaats blijft.
c) Indirecte lengtemeting (zie afbeelding E)
Druk meermaals op de toets functiewisseling 4 tot-
dat in het display de indicatie voor de indirecte
lengtemeting
Let erop dat het meetgereedschap zich op dezelf-
de hoogte als het gezochte meetpunt bevindt. Kan-
tel vervolgens het meetgereedschap om het refe-
rentievlak en meet zoals bij een lengtemeting
lijnstuk „1".
Muuroppervlaktemeting (zie afbeelding F)
De muuroppervlaktemeting dient voor het bepalen
van de som van een aantal oppervlakten met een
gemeenschappelijke hoogte.
In het afgebeelde voorbeeld moet de totale opper-
vlakte worden bepaald van een aantal muren met
dezelfde hoogte A, maar van verschillende lengte
B.
verschijnt.
Na afsluiting van de meting wordt
het resultaat voor het gevraagde
lijnstuk „X" in de resultaatregel c
weergegeven. De meetwaarde
voor lijnstuk „1" en de hoek „ α "
staan in de meetwaarderegels a.
verschijnt.
Na afsluiting van de meting wordt
het resultaat voor het gevraagde
lijnstuk „X" in de resultaatregel c
weergegeven. De meetwaarde
voor de lijnstukken „1" en „2" en
de hoek „ α " staan in de meetwaar-
deregels a.
verschijnt.
Na afsluiting van de meting wordt
het resultaat voor het gevraagde
lijnstuk „X" in de resultaatregel c
weergegeven. De meetwaarde
voor lijnstuk „1" en de hoek „ α "
staan in de meetwaarderegels a.
2 609 141 098 • 19.7.13