Opmerking – De tests worden in real-time uitgevoerd, zonder de wachttijden van de normale functionering aan te houden.
TEST VOOR DE ZONSENSOR:
01. Draai aan de knop "Sun" (afb. 8) LINKSOM tot aan de stand "Test".
02. Controleer of de Led een aantal maal kort knippert, met de kleur groen (= overschrijding van de drempel) en of Ne -
mo een 'omlaag' instructie verstuurt (M). Opmerking – Als dit niet gebeurt, de zonsensor verlichten met een lamp.
03. De sensor vervolgens verduisteren zodat hij geen licht meer krijgt en controleren of de Led een aantaal maal kort
achtereen knippert afwisselend, groen en rood.
TEST VOOR DE WINDSENSOR:
01. Draai aan de knop "Wind" (afb. 8) LINKSOM tot aan de stand "Test".
02. De bladen van de windsensor in beweging brengen en controleren of de Led een aantal maal achtereen kort knip-
pert, kleur rood (= overschrijding van de drempel) en of Nemo een 'Omhoog' instructie verstuurt (L).
03. Stop op dit punt de bladen en kijk of del Led een aantal maal kort achtereen knippert, afwisselend rood en groen:
dit betekent dat de zonwerking vrij is van de windbeveiliging en volgens de in de automatisering ingestelde tijden
aangestuurd kan worden.
Let op! – het is mogelijk dat in het geheugen van de automatisering blokkeringstijden van de instructies zijn opge-
slagen. Deze kunnen eventueel geannuleerd worden door de automatisering uit en weer opnieuw in te schakelen.
TEST VOOR DE REGENSENSOR (afb. 10):
Waarschuwing – Gedurende de detectie van regen warmt de regensensor op, het is dus normaal als u gedurende de
procedure bij punt 02 warmte voelt;
01. Draai de knop "Sun" of "Wind" (afb. 8) LINKSOM tot aan de stand "Test". Als u aan de knop "Sun" draait, wordt
aanbevolen de zonsensor te bedekken om te voorkomen dat de zontest de regentest beïnvloedt.
02. Leg uw vinger op de regensensor (afb. 8) houd uw vinger 3 seconden op de sensor en controleer of de Led een
aantal maal achtereen kort knippert, kleur geel en of Nemo een instructie voor "aanwezigheid regen" verstuurt. De
aangestuurde inrichting zal zich gedragen op basis van de programmering (zie de instructiehandleiding). Opmer-
king – Als dit niet gebeurt, de procedure herhalen.
03. Haal uw vinger van de regensensor en controleer na 3 seconden of de Led een aantal maal kort knippert, kleur
groen en vervolgens een aantal maal kort knippert met de kleur rood.
6 – AFSTELLING VAN DE KLIMAATSENSOREN
De afstelling van de klimaatsensoren die in het product zitten dient ervoor om voor elk van hen een "activeringsdrem-
pel" in stellen; als deze drempel, of instelwaarde, naar boven of onder toe wordt overschreden treedt Nemo in werking
en stuurt een radiosignaal naar de ontvanger waarin hij is opgeslagen.
• (afb. 11) Drempel "ZON" – De zonsensor (b - afb. 8) detecteert en meet in real-time de intensiteit van het zonlicht;
wanneer deze de ingestelde waarde overschrijdt, stuurt Nemo na 2 minuten een 'omlaag'-instructie naar de automati-
sering (M). Wanneer de intensiteit van het zonlicht in zekere mate onder de ingestelde waarde zakt, geeft Nemo deze
conditie na 15 minuten aan de automatisering door. Om de "zon" drempel af te stellen, zet u aan de knop "Sun" (afb.
8) op de gewenste waarde. Opmerking – Indien de knop "Sun" op de maximumwaarde wordt ingesteld (zover mogelijk
naar rechts gedraaid), wordt de zonsensor uitgesloten.
• (afb. 12) Drempel "WIND" – De windsensor (a - afb. 8) detecteert en meet in real-time de snelheid van de wind;
wanneer deze de ingestelde waarde overschrijdt, stuurt Nemo een 'omhoog'-instructie aan de automatisering (L).
Wanneer de wind gaat liggen en onder de ingestelde waarde zakt, geeft Nemo deze conditie na 4 minuten aan de auto-
matisering door. Om de "wind" drempel af te stellen, zet u de knop "Wind" (afb.. 8) op de gewenste waarde.
• De regensensor (c - afb. 8) heeft een werking van het type ON /OFF en kan niet worden afgesteld, hij verstuurt de
instructie wanneer het begint te regenen of te sneeuwen.
7 – DIAGNOSTIEK
Het is op elk willekeurig moment mogelijk om, aan de hand van de Led, die de werkingsstatus signaleert, te controleren
of de intensiteit van de weerscondities van dat moment onder of boven de ingestelde drempel ligt. Gedurende deze
levert de Nemo de gegevens in real-time, zonder de voor de normale functionering vastgelegde wachttijden aan te hou-
den. Eventuele storingen worden gesignaleerd door de led "L1" in de volgorde die is aangegeven in Tabel A; als bijvoor-
beeld gedurende de normale werking zowel de activeringsdrempel voor de wind als die voor de regen wordt overschre-
den, gaat alleen de rode led branden (wind).
Gedrag van de Led "L1" en bijbehorende betekenis
• Brandende rode led = Wind: de activeringsdrempel is overschreden
• Brandende gele led = Regen: signalering aanwezigheid regen
• Brandende groene led= Zon: de activeringsdrempel is overschreden
• Knipperende rode led (intervallen van 0,5 seconde) = Vooralarm – storing van de "wind" sensor: de sensor heeft
de afgelopen 24 uur geen windactiviteit gedetecteerd.
• Knipperende gele led (intervallen van 0,5 seconde) = Vooralarm – storing van de "regen" sensor: de sensor heeft
de afgelopen 30 dagen geen 30 regen gedetecteerd.
• Knipperende groene led (intervallen van 0,5 seconde) = Vooralarm – storing van de "zon" sensor: de sensor heeft
gedurende de afgelopen 24 uur geen enkele variatie in de intensiteit van het zonlicht gedetecteerd.
• Led uit = Er is geen enkele activeringsdrempel overschreden en er is geen enkel vooralarm actief.
Opmerking – Om na te gaan of er werkelijk sprake is van een storing in de inrichting, is het voldoende de in hoofdstuk 5 be -
schreven tests uit te voeren. Indien de rode of gele of groene led blijft knipperen, is er waarschijnlijk sprake van een storing.
8 – WAT TE DOEN ALS...
Als de intensiteit van de wind of de zonhoger is dan de ingestelde drempel of als het regent maar de automati-
sering niet de juiste manoeuvre lijkt uit te voeren, dient u te controleren of Nemo correct van stroom wordt voorzien
en of hij correct is opgeslagen in de ontvanger van de automatisering die moet worden aangestuurd (zie hoofdstuk 5).
Als het probleem hierdoor niet wordt verholpen, dient u te controleren of Nemo correct werkt door de in hoofdstuk 7
beschreven diagnoseprocedure uit te voeren.
AFDANKEN VAN HET PRODUCT
Dit product maakt integraal deel uit van de automatisering en moet dan ook samen met de automatisering wor-
den afgedankt.
De ontmantelingwerkzaamheden aan het eind van de levensduur van dit product moeten, net als de installatiewerk-
zaamheden, worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Dit product is opgebouwd uit verschillende soorten materiaal: sommigen hiervan kunnen gerecycled worden, anderen
moeten als afval worden verwerkt. Win informatie in over de recycling- of afvalverwerkingsystemen die voor deze pro-
ductcategorie zijn voorzien door de in uw land geldende voorschriften.
Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaarlijke substanties bevatten die, indien ze in het
milieu terechtkomen, schadelijke effecten kunnen hebben op de omgeving of op de gezondheid van personen.
Zoals aangegeven door het symbool hiernaast, is het verboden dit product met het gewone huisvuil weg te
gooien. Volg een "gescheiden afvalverwerking" volgens de methodes die voorzien zijn door de in uw land gel-
dende voorschriften, of lever het product weer in bij de verkoper op het moment dat u een nieuw gelijksoortig
product aanschaft.
Let op! – De plaatselijk geldende voorschriften kunnen zware sancties voorzien in het geval u de voorschriften voor
afvalverwerking van dit product niet opvolgt.
TECHNISCHE GEGEVENS VAN HET PRODUCT
Voeding
120 / 230 V~; 50 / 60 Hz
Zendfrequentie
433,92 MHz met ingebouwde antenne
Radiocodering
TTS (compatibel met de ontvangers die worden aangestuurd met zenders Ergo, Plano,
NiceWay)
Uitgestraald vermogen
circa 1 mW (erp). Bij optimale condities komt dit overeen met een bereik van ongeveer 100
m in open veld of 20 m binnen gebouwen
Contact relais
normaal open maximaal 0,5 A en 50 V
(alleen uitvoering SRT)
Beschermingsklasse
IP 34
Bedrijfstemperatuur
van - 20°C tot + 55°C
Afmetingen mm
(volume) 125 x 250 x 100 (H)
Gewicht
400 g
Technische kenmerken van de sensoren:
• "Wind"sensor (alleen uitvoering WSRT)
Meetbereik
van 0 tot 125 km/u
Resolutie
1 km/u
Nauwkeurigheid
± 2% F.S.
Omzettingsconstante
0,26 toeren/s - km/u
Afstelling drempel
van 5 tot 80 km/u
Vooralarm
na 24 uur zonder wind
• "Regen"sensor
Meetbereik
Aanwezigheid/afwezigheid van neervallende waterdruppels (de sensor meet de capacitieve
schommelingen die de druppels veroorzaken)
Vooralarm
na 30 dagen zonder regen
• "Zon"sensor
Meetbereik
van 3 tot 80 klux
Resolutie
1 klux
Nauwkeurigheid
± 5% F.S.
Afstelling drempel
van 5 tot 60 klux
Vooralarm
na 24 uur zonder
lichtvariaties
Nederlands – 15