8. PRONCIPESCHEMA - INSTALLATIE VOOR
CENTRALE VERWARMING EN TAPWATER
(Fig. 16)
De keuze en installatie van de componenten
van de installatie valt onder de bevoegdheid van
de installateur, die moet werken volgens de
regels van goede techniek en de geldende wet-
geving. Bij installaties die worden geladen met
antivriesmiddel is het gebruik van waterafslui-
ters vereist. Denk eraan dat het schema van
Fig. 16 een principeschema is. In het geval van
afwijkende installaties, wordt u verzocht contact
op te nemen met onze After-Sales Service, die
u alle vereiste elementen zal verschaffen.
9. INBEDRIJFSTELLING
9.1 Voorafgaande controles
Nadat de aansluiting van water, elektra en
brandstof op de verwarmingsketel zijn voltooid,
voor het opstarten controleren of:
- Het expansievat en de veiligheidsklep (indien
vereist) correct zijn aangesloten en niet afge-
sloten kunnen worden.
- De voelers van de bedrijfs-, veiligheids- en mini-
mumthermostaten en van de thermometer goed
in de betreffende hulzen zijn aangebracht.
- De turbulatoren in alle vlampijpen zijn aangebracht.
- De installatie met water gevuld en volledig
ontlucht is.
- De pomp of de pompen goed werken.
- De aansluitingen van water, elektra, veiligheid-
sinrichtingen en brandstof zijn uitgevoerd in
overeenstemming met de nationaal en lokaal
geldende voorschriften.
- De brander is geïnstalleerd volgens de instruc-
ties in de handleiding van de fabrikant.
- De netspanning en frequentie overeenkomen
met de brander en de elektrische uitrusting
van de verwarmingsketel.
- De installatie in staat is de hoeveelheid warm-
te die geproduceerd zal worden te absorberen.
- De recirculatiepomp is geïnstalleerd zoals
beschreven in par. 5.5.5.
Legenda
A Aanvoer installatie
B Retour installatie
1 Verwarmingssysteem
2 Brander compleet met afsluit- en regelkleppen
3 Boiler
4 Verzamelleidingen installatie
5 Afsluitkleppen
6 Circulatiepomp
7 Terugslagkleppen
8 Expansievat installatie
9 Automatische ontluchtingsklep
10 Veiligheidsklep
11 Onthardingsfilter
12 Vullen installatie
13 Afsluitklep brandstof
9.2 Eerste ontsteking
Nadat de in de vorige paragraaf genoemde con-
troles positief resultaat hebben gegeven, kan de
brander voor het eerst worden ontstoken; dit
moet worden uitgevoerd door een bevoegd
technicus die door de fabrikant van de brander
is erkend. De technicus heeft de volledige
verantwoordelijkheid met betrekking tot het
afstellingsbereik binnen het verklaarde en
goedgekeurde vermogensbereik van de
verwarmingsketel. Nadat de afsluitkranen van
de brandstof zijn geopend en de toevoerleiding
op lekken is gecontroleerd, alle schakelaars op
ON zetten. De brander is zo gereed voor de
eerste ontsteking en voor de afstelling die
alleen door de bevoegde technicus mag wor-
den uitgevoerd. Bij de eerste ontsteking moet
men controleren of de deur, de branderflens en
de aansluitingen op de schoorsteen afgedicht
zijn en of de basis van het rookkanaal een lich-
te onderdruk heeft. Het brandstofdebiet moet
overeenkomen met de specificaties van de
verwarmingsketel en mag om geen enkele
reden boven de verklaarde nominale vermo-
genswaarde komen. De temperatuur van de
rookgassen mag nooit onder de 160°C dalen.
- 70 -
14 Stabilisator gasdruk
15 Manuele afsluitklep
16 Gasfilter
17 Trillingdempende koppeling
18 Pomp
19 Manometer
20 Veiligheidsthermostaat
21 Regelthermostaat
22 Driewegkraan
23 Drukschakelaar met manuele reset
24 Debietregelaar
25 Regelthermostaat
26 Thermostaat met manuele reset
27 Houder temperatuursensor
28 Temperatuurregelklep
9.3 Uitschakelen van de verwarmingsketel
- Stel de bedrijfsthermostaat op het minimum in.
- Schakel de spanning naar de brander uit en
sluit de brandstofvoeding.
- Laat de pompen werken tot ze door de mini-
mumthermostaat worden gestopt.
- Schakel de spanning naar de schakelkast uit.