CHARGE ABORTED-BAD BATTERY (Laadcyclus afgebroken–Slecht accu) (Groene LED knippert) –
De volgende omstandigheden kunnen Afbreken van een laadcyclus veroorzaken tijdens het laden:
•
De accu is ernstig verzwaveld of heeft een verkorte cel en kan niet tot een volledig geladen
toestand komen.
•
De accu is te groot of er is een reeks accu's en de volledig geladen toestand wordt niet binnen
een bepaalde ingestelde tijdsperiode bereikt.
De volgende omstandigheden kunnen Afbreken van een laadcyclus veroorzaken tijdens het
onderhouden van de accu:
•
De accu is ernstig verzwaveld of heeft een zwakke cel en kan niet een lading vasthouden.
•
Er wordt veel stroom aan de accu onttrokken en om de accu volledig geladen te houden moet
de lader de maximale onderhoudsstroom leveren gedurende een periode van 12 uur.
BATTERY DISCONNECTED (Accu niet aangesloten) (Er brandt geen LED) – Tijdens het laden zijn de
klemmen losgemaakt.
CHARGE MODE - DOUBLE CLICK TO CONFIRM (Laadstand - Bevestig door te dubbelklikken)
(Er brandt geen LED) – Stekker zit in het stopcontact en de laadstand is geselecteerd. Schakel de
laadstand in door op de knop te dubbelklikken.
POWER SUPPLY MODE - DOUBLE CLICK TO CONFIRM (Voedingsstand - Bevestig door
te dubbelklikken) (Er brandt geen LED) – Stekker zit in het stopcontact en de voedingsstand is
geselecteerd. Schakel de voedingsstand in door op de knop te dubbelklikken.
EXTERNAL BATTERY VOLTAGE TOO HIGH (Externe accuspanning te hoog) (Er brandt geen LED) –
De spanning van de externe accu is hoger dan die van het apparaat in de voedingsstand.
POWER SUPPLY ON (Voeding aan) (Groene LED brandt) – Stekker zit in het stopcontact en het
apparaat werkt in de voedingsstand.
OFF (Uit) (Er brandt geen LED) – U kunt de lader of de voeding uitschakelen tijdens de procedure
voor het laden of tijdens de stroomvoorziening door één keer op de knop te drukken. Het display
toont de melding OFF (Uit) en vervolgens SELECT MODE (Selecteer stand).
13.
ONDERHOUDSINSTRUCTIES
•
13.1 Het apparaat mag niet zonder toezicht door kinderen worden gereinigd en worden nagezien.
13.2 Trek na gebruik en voordat u onderhoud aan de accu uitvoert, de stekker uit het stopcontact en
neem de klemmen los (zie hoofdstukken 6, 7 en 8).
13.3 Veeg met een droge doek alle corrosiedeeltjes, vuil en olie van accu-aansluitpunten, kabels en
de behuizing van de lader.
13.4 Controleer dat alle componenten van de lader op hun plaats zitten en in goede werkende staat
zijn, bijvoorbeeld, de kunststof kappen op de accuklemmen.
13.5 Voor het uitvoeren van servicewerkzaamheden hoeft het apparaat niet te worden geopend,
omdat er geen onderdelen zijn waaraan de gebruiker onderhoud kan uitvoeren.
13.6 Alle andere servicewerk moet worden uitgevoerd door bevoegd servicepersoneel.
13.7 Is het netsnoer beschadigd, dan moet het worden vervangen door de fabrikant, zijn
servicemonteur of een dergelijke bevoegde persoon, zodat een risicovolle situatie wordt
voorkomen.
14.
INSTRUCTIES VOOR HET VERPLAATSEN EN OPBERGEN
14.1 Het snoer geleidt elektriciteit zolang de stekker in het stopcontact zit.
14.2 Berg de lader binnenshuis op, op een koele, droge plaats.
14.3 Berg de lader niet op met de connectors in elkaar geklemd, op of rond metaal bevestigd, of op
kabels geklemd.
14.4 Als de lader in de werkplaats wordt verplaatst of naar een andere locatie wordt vervoerd, zorg
er dan vooral voor dat de snoeren, de connectors en de lader niet beschadigd raken. Doet u
dat niet, dan zou dat persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg kunnen hebben.
40