2.
LEIDINGEN EN AANSLUITINGEN
OPGELET:
- Het condenswater niet drinken (persoonlijk letsel door vergifti-
ging)
- Leg de afvoer zo aan, dat het condenswater naar plaatsen kan
stromen waar deze geen hinder of schade veroorzaakt aan per-
sonen, voorwerpen, planten, dieren of structuren.
- Gereedschap gebruiken dat voor dit gebruik geschikt is.
2.1 Aansluiting van de koude leidingen
De buizen kunnen worden gericht in een van de 3 richtingen, die in de
afbeelding hiernaast worden aangegeven met de nummers 1, 2, 3. Als
de buizen in de richtingen 1 of 3 naar buiten komen, dan moet men
met een geschikt werktuig de gleuven uitsnijden, die aan de zijkant in
de interne eenheid zijn aangebracht. Draai de leidingen in de richting
van het gat in de muur (2), wees voorzichtig dat men ze niet knikt;
neem nu de koelleidingen, de condensafvoerleiding en de electrische
kabels bijeen en bind ze bij elkaar met isolerend plakband; let erop
dat de condensafvoerleiding aan de onderkant van de bundel zit, zo-
dat het water goed kan worden afgevoerd.
2.2 Afvoer van het condenswater van de interne
eenheid
De afvoer van het condenswater van de interne eenheid moet be-
slist goed worden uitgevoerd, het is essentieel voor een geslaagde
installatie.
1. Zorg dat de afvoerleiding voor condens (Ø 18,2 mm) langs de on-
derkant van het gat naar de andere kant van de muur loopt.
2. De afvoerleiding voor condens moet met de juiste, gelijkmatige
helling naar beneden lopen (minstens 3 cm voor elke meter lengte)
3. De afvoer voor het condenswater mag nooit een helling naar boven
maken, het water blijft dan liggen.
4. Het uiteinde van de condensafvoerleiding mag niet in water hangen
en ook moet men deze niet laten hangen op plaatsen waar vieze
geuren voorkomen.
5. Als men klaar is met de installatie, moet men, voordat men de ma-
chine in bedrijf stelt en met afgeschakelde spanning, controleren
dat de condenswaterafvoer goed werkt door wat water te gieten in
het condensverzamelvaatje in de interne eenheid.
2.3 Afvoer van het condenswater van de externe
eenheid
Het condenswater, dat zich tijdens het verwarmingsbedrijf vormt in
de externe eenheid, kan worden afgevoerd via het verbindingsstuk
voor afvoer. Installatie: maak het verbindingsstuk (Ø 15 mm) voor de
afvoer vast in het, dat zich in de bodem van de eenheid bevindt, zoals
aangegeven in de afbeelding hiernaast. Sluit de afvoerleiding voor het
condenswater aan op het verbindingsstuk en zorg dat de afvoerleiding
naar een geschikte plaats leidt.
OPGELET:
- Uitsluitend leidingen gebruiken die speciaal ontworpen zijn voor airconditioners van het type ACR
- Bescherm buizen en verbindingskabels om schade te voorkomen.
- Gebruik nooit buizen van een dikte die minder is dan 0,8 mm.
- Het apparaat moet worden geïnstalleerd volgens de geldende landelijke normen voor installatie,
- Tijdens de installatie moet eerst de aansluiting van de koeling worden uitgevoerd en daarna de elektrische aan-
sluiting. Bij vervanging moet u de handelingen in omgekeerde volgorde uitvoeren.
2
1
ISOLATIE LEIDINGEN
KOELLEIDINGEN
AFVOERLEIDING
CONDENS
ISOLERENDE KOUS
JA
NEE
BE
3
SIGNAALKABEL
KOELLEIDINGEN
NEE
73