Bedieningshandleiding
DUTEST
Voor u de doorgangsmeter DUTEST
Lees de bedieningshandleiding en houd absoluut
rekening met de veiligheidsaanwijzingen!
Inhoud
1.
Veiligheidsaanwijzingen
2.
Beschrijving van het toestel
3.
Werkingscontrole
4.
Doorgangs- en diodecontrole
5.
Stoorspannings- en polariteitsweergave
6.
Eénpolige buitengeleidercontrole (fase)
7.
Kabelbreukdetector
8.
LED-zaklamp
9.
Batterij vervangen
10. Technische gegevens
11. Algemeen onderhoud
12. Milieubescherming
1.
Veiligheidsaanwijzingen:
-
Neem het toestel tijdens de controle alleen vast
aan de geïsoleerde testpennen 7 en 8 en raak
de blanke testelektroden 6 niet aan!
-
Controleer de goede werking van het toestel
onmiddellijk voor en na het gebruik! (zie paragraaf
3). Het toestel mag niet worden gebruikt als de
functie van een of meer indicatoren uitvalt of als
er geen werkingsparaatheid kan worden vastge-
steld!
-
Wanneer verondersteld mag worden dat gevaar-
loos gebruik niet meer mogelijk is, moet toestel
buiten gebruik worden genomen.
-
Vermijd in elk geval dat het toestel nat wordt of
bedauwd raakt (condenswatervorming). Het toe-
stel moet ook worden beschermd tegen verontrei-
niging en beschadiging!
-
Als de batterij leeg is, werkt het toestel niet meer!
-
Het toestel mag alleen worden gebruikt in het
opgegeven nominale spanningsbereik en in elek-
trische installaties tot AC/DC 400 V!
-
Het toestel mag alleen worden gebruikt in stroom-
kringen van de overspanningscategorie CAT III
met max. 300 V t.o.v. aarde. Bij metingen binnen
meetcategorie III mag het uitstekende, geleidende
gedeelte van een testelektrode 6 van de meetka-
bel niet langer zijn dan 4 mm. Vooraleer metingen
in meetcategorie III worden uitgevoerd, moeten
de meegeleverde, met CAT III gemerkte opsteek-
kappen op de testelektroden 6 worden gestoken.
Deze maatregel beschermt de gebruiker.
-
Merk op dat werken aan spanningsvoerende
onderdelen en installaties altijd gevaarlijk zijn.
Zelfs spanningen vanaf 30 V AC en 60 V DC kun-
nen levensgevaarlijk zijn voor de mens.
-
Gebruik het toestel niet met geopend batterijvak.
-
Het toestel is bedoeld voor gebruik door elektri-
ciens in combinatie met veilige werkwijzen.
-
Het toestel mag niet uit elkaar worden genomen!
Opgelet!
Onmiddellijk voor het gebruik van het toestel moet
altijd worden gecontroleerd of de installatiecompo-
nent spanningsvrij is! Gebruik daartoe een tweepolige
spanningstester.
Opgelet!
Het toestel is uitgerust met een krachtige LED-zak-
lamp. Kijk nooit direct of indirect via weerkaatsende
oppervlakken in de LED-straal. De LED-straal kan
onherstelbare schade aan het oog veroorzaken.
06/ 2014
®
pro
®
pro gebruikt:
Symbolen op het toestel:
Symbool
2.
Beschrijving van het toestel
1 Gele LED voor doorgangsmeting tot R ≤ 100 Ω -
200 Ω
2 Gele LED voor doorgangsmeting tot R ≤ 1 kΩ
3 Gele LED voor doorgangsmeting tot R ≤ 10 kΩ
4 Rode + LED van stoorspanningsindicatie (oplich-
tend),
+ Pluspool van polariteitsindicatie (oplichtend),
Buitengeleidercontrole (fase) en kabelbreukde-
tector (knipperend)
5 Rode - LED van stoorspanningsindicatie (oplich-
tend),
- Minpool van polariteitsindicatie (oplichtend)
6 Testelektroden met opsteekkappen
7 + testpen (rood)
8 - testpen (zwart)
9 Meetkabel
Krachtige LED-zaklamp
Knop
Vergrendeling deksel van batterijvak
Deksel batterijvak met magneet, riemklem en
technische gegevens
Sensor van kabelbreukdetector
3.
Werkingscontrole
-
Controleer de goede werking van het toestel
onmiddellijk voor en na het gebruik!
-
Houd de toets gedurende ca. 5 seconden inge-
drukt om de werking van alle LED's, de LED-zak-
lamp en de zoemer te controleren.
-
Sluit de testpennen 7 en 8 kort om de interne
meetkring, de meetkabels en de batterijen te
controleren. De zoemer moet weerklinken en de
LED's 1 , 2 en 3 voor de doorgangsmeting moe-
ten oplichten.
-
De batterijen moeten worden vervangen zodra de
LED's 1 , 2 en 3 tijdens de doorgangsmeting
knipperen.
-
Test de LED's van de stoorspanningsindicatie 4
en 5 en de werking van de eenpolige buitengelei-
dercontrole (fase) 4 op bekende spanningsbron-
nen, bijv. een 230 V stopcontact
-
Gebruik het toestel niet als niet alle functies per-
fect werken!
4.
Doorgangs- en diodecontrole
-
De doorgangs- en diodecontrole moet worden uit-
gevoerd op spanningsvrij geschakelde installatie-
DUTEST
pro
®
Betekenis
Opgelet Documentatie opvolgen!
Het symbool geeft aan dat de aanwijzin-
gen in de bedieningshandleiding moeten
worden opgevolgd om gevaar te vermij-
den
DC/AC gelijk- en wisselspanning
Aarde (spanning t.o.v. aarde)
Dit symbool geeft de oriëntatie van de
batterijen aan om ze met de juiste pola-
risatie te plaatsen.
Opgelet potentieel gevaarlijke optische
straling!
Kijk niet direct in de straal, gevaar voor
het netvlies!
Opgelet! Magneten kunnen de werking
beïnvloeden van pacemakers en inge-
plante defibrillatoren. Als drager van der-
gelijke toestellen dient u een voldoende
grote afstand tot de magneet aan te
houden.
22