4. Instructies voor de installatie
4.1 Algemene instruc-
ties
• Het is verboden het toestel te
installeren in de nabijheid van
brandbaar materiaal of op plaat-
sen waar brand- of explosiege-
vaar bestaat.
• De inhoud van de ruimte waar
het toestel wordt geinstalleerd
dient minstens 300 m
gen voor het model van 25 kW,
540 m
voor het model van 40
3
kW en 1050 m
voordatvan 75
3
kW bij een warmtebehoefte van
50 W/m
.
3
• Indien het toestel in een geslo-
ten ruimte wordt geinstalleerd
met rookafvoer via een schoor-
steen, dient er voor goede
verbranding eenluchttoevoer
van 80m
/uur verzekerd te zijn.
3
Indienhettoestel in eengesloten
ruimte zonder rookafvoer via
eenschoorsteenwordt geinstal-
leerd, dient de ruimte zelf van
goede ventilatie mogelijkheden
voorzien te zijn. Onder goede
ventilatie wordt verstaan dat er
in een uur een luchtverversing
plaatsvindt die gelijk is aan 2,5
keer de inhoud van de ruimte.
Om dit doel te bereiken dient er
zonodig beneden een opening
voor luchttoevoer en boveneen
opening voor luchtafvoer aange-
bracht te worden, beiden met
een oppervlak van minstens
0,8 m
. Voor het gebruik van
2
het toestel in de bouw- en land-
bouwsector dient aan de voor
het betreffende gebied van
kracht zijnde veiligheidsmaatre-
gelen voldaan teworden. Inhet
bijzonderdienen de volgende
veiligheidsafstanden van brand-
bare delen of materiaal betracht
te worden:
Zijkant:
Zijde luchttoevoer:
Bovenkant:
Zijde heteluchtafvoer:
• Vloeren en plafonds van de
ruimte waar het toestel wordt
geinstalleerd dienen te bestaan
uit brandvrij materiaal en over-
een te komen met de brandvei-
ligheidsvoorschriften.
te bedra-
3
• De luchttoe- en -afvoerpunten
dienen altijd geheel vrij en op
geen enkel punt afgesloten te
zijn
4.2 Installatie in bouw-
en landbouwsector
• Het toestel dient uitsluitend
door daartoe opgeleid perso-
neel bediend te worden. De
door de fabrikant meegeleverde
gebruiksaanwijzing dient opge-
volgd te worden.
• Het toestel dient zodanig gein-
stalleerd te zijn dat het perso-
neel niet blootgesteld wordt aan
door uitlaatgassen of hetelucht-
stroom veroorzaakt gevaar en
dat er geen enkel brandgevaar
bestaat. Houd rekening met de
brandveiligheidsafstanden.
• Indien het toestel wordt gein-
stalleerd in een gesloten ruimte
met schoorsteen dient deze van
voldoende ventilatie voorzien
te zijn. Dit is het geval indien er
een nominaal warmtevermogen
van hoogstens 0,1 kW/m
de inhoud van de ruimte wordt
benut en indien er een konstan-
te en natuurlijke luchtcirculatie
via ramen en deuren plaats-
vindt.
0,60 m
• Indien het toestel is geplaatst
0,60 m
in een gesloten ruimte zonder
1,50 m
schoorsteen, dient de rimte van
3,00 m
goede luchtverversing verzekerd
te zijn. Dit is het geval indien er
een nominaal warmtevermogen
van hoogstens 0,033 kW/m
m.b.t. de inhoud van de ruimte
wordt benut en indien er een
konstante en natuurlijke lucht-
circulatie via ramen en deuren
plaatsvindt.
• In geval de maximale concen-
tratie der schadelijke stoffen in
de werkruimte binnen de vast-
gestelde waarden blijft en het
zuurstofpercentage gelijk is aan
of hoger dan 17%, bestaat er
geen gevaar voor de gezond-
heid tengevolge van te hoge
concentratie giftige stoffen in de
imgeademde lucht.
• Het toestel dient niet geinstal-
leerd te worden in ruimtes waar
brand- of explosiegevaar be-
staat.
• Het toestel dient op een vaste
plaats geinstalleerd te worden.
Uit te voeren controles
• Het toestel dient, afhankelijk
van het gebruik dat ervan wordt
gemaakt en in ieder geval een
keer per jaar, door vakbekwaam
personeel gecontroleerd te wor-
den.
• Het met het gebruik van het
m.b.t.
3
toestel belastte personeel dient
alvorens het toestel ingebruik
te nemen, te controleren of aan
alle gebruiks-, veiligheids- en
beschermingsvoorschriften is
voldaan.
3
23