NL
de nevenapparaten gebruikt worden als steun
voor het te nieten materiaal (deze armen scha-
kelen het nietmechanisme niet in). Ze moeten
ingesteld worden zoals hierboven aangegeven.
6. Klap het vizier omlaag.
7. Nieten: duw het te nieten materiaal tegen de
trekkerarm (9).
5
SLAGSTERKTE INSTELLEN
1. Kies nieten of spijkers door het aanbeeld (8)
respectievelijk naar voor of achter te duwen.
(Geldt voor Rapid 105).
2. Zet de hoofdschakelaar (1) in stand 1, het lamp-
je in de toets brandt.
3. Test eerst door het te het nieten materiaal tegen
de trekkerarm (9) te duwen.
4. Controleer de niet. Als de slagsterkte te laag is,
buigt de klem niet voldoende - zet de knop
voor de slagsterkte (2) op een hoger cijfer. Een
te hoge slagsterkte veroorzaakt onnodig lawaai
en lijdt tot snellere slijtage van het apparaat.
Als het juist ingesteld is, levert het apparaat het
beste nietvermogen op en blijft het geluidsni-
veau laag.
5. Niet nooit zonder materiaal, anders kan de niet
vast komen te zitten in de uitloop.
WAARSCHUWING! HOU NOOIT UW VINGERS
ONDER HET NIETINZETSTUK!
6
PEDAALTREKKER (14) GEBRUIKEN
1. Onderbreek de stroom met de hoofdschakelaar
(1) of klap het vizier (3) omhoog.
2. Sluit het contact van de pedaaltrekker aan op
de aansluiting (12) aan de achterkant van het
apparaat.
3. De trekkerarmen (9) kunnen nu gebruikt worden
als aanslag voor het te nieten materiaal, ze
schakelen het nietmechanisme niet in omdat
de pedaaltrekker ingeschakeld is. Stel de
gewenste nietdiepte in zoals hierboven aange-
geven.
4. Klap het vizier omlaag, schakel de hoofdscha-
kelaar in.
5. Niet met behulp van de pedaaltrekker (14).
SAMENKOPPELEN VAN VERSCHILL-
7
ENDE NIETAPPARATEN (NEVENAPP.)
1. Onderbreek de stroom met de hoofdschakelaar
(1) of klap het vizier (3) omhoog.
2. Zet de nietapparaten in de gewenste positie.
3. Sluit alle apparaten aan op het stroomnet.
4. Bepaal welk apparaat het hoofdapparaat wordt
(het apparaat dat het nietmechanisme inscha-
kelt). Duw het luik (11) naar beneden en sluit de
optische kabel (extra accessoire) aan op de
bovenste aansluiting van het hoofdapparaat.
De aansluiting is gemerkt met een pijl die van
de aansluiting weg wijst (= uitgaand signaal).
5. Sluit de tweede aansluiting aan op de onderste
aansluiting van het volgende apparaat (neven-
apparaat) nadat u het luik (11) van het apparaat
naar beneden heeft geduwd. Aansluiting
gemerkt met een pijl die naar de aansluiting toe
wijst (= binnenkomend signaal). Het nietme-
chanisme kan niet ingeschakeld worden met
de trekkerarm van het nevenapparaat of met
de pedaaltrekker.
6. Het volgende nevenapparaat moet aangesloten
worden met de optische kabel van de boven-
ste aansluiting (11) van het eerste nevenappa-
raat naar de onderste aansluiting (11) van het
volgende nevenapparaat enz. vervolg op vol-
gende blz.
7. Wanneer de trekkerarm of pedaaltrekker van
het hoofdapparaat beÔnvloed worden, niet
eerst het hoofdapparaat. Daarna nieten de
nevenapparaten in de volgorde waarin ze
aangesloten zijn, maar met een korte vertra-
ging. Dit om overbelasting van het stroomnet
te voorkomen.
8. De trekkerarmen van de nevenapparaten kun-
nen het best gebruikt worden als aanslag voor
het te nieten materiaal.
RAPID 105 - BEVESTIGEN OP
8
WERKTAFEL
1. Demonteer de voetplaat (20) van het apparaat
en de veer (22) van de voetplaat.
2. Draai de veer een halve slag zodat het uiteinde
met opening (24) voor het apparaat rekt.
Schroef de veer met behulp van de vier schro-
even recht vast op de onderkant van het appa-
raat. Opgelet, de schroeven zijn zelftappend.
3. Bevestig een schroef in de werktafel zo dat de
open groeven (23) van de veer onder de schro-
efkop geduwd kunnen worden. Schroef het
apparaat vast op de tafel door de voorste ope-
ning (24) in de veer.
RAPID 106 - GEBRUIKEN VAN TAFEL
9
1. Plaats het apparaat op de gewenste plaats en
schroef het stevig vast (21). De stroom moet
onderbroken zijn.
2. Kies de vlak- of zadelnietpositie op de tafel (16)
nadat u de sterknop (15) los heeft gedraaid.
Wanneer de instelling van de tafel wordt gewij-
zigd, moeten de trekkerarmen (9) zich in de
binnenste positie bevinden. Controleer of de
tafel recht op het aanbeeld (8) en in de lager-
beugel (19) zit.
3. De tafel (16) heeft vier aanslagen die zijdelings
verstelbaar zijn. De beide aanslagen (18) aan
de voorkant van de tafel worden verplaatst
door op het onderste gedeelte van de tafel te
drukken. Wanneer ze niet gebruikt worden
kunnen de aanslagen naar beneden gedraaid
worden, door ze eerst naar de buitenkant te
duwen en er daarna aan te draaien.
De beide aanslagen (17) aan de korte zijden van
de tafel kunnen zijdelings verplaatst worden als
men er eerst aan draait.
25