4.3 MONTAGE ZAAGINRICHTING
Controleer alvorens de
montage uit te voeren of de accu
niet in zijn zitting geplaatst is.
1. Plaats de zaaginrichting (Afb. 9.A)
in de bedieningsstang (Afb. 9.B) tot
de aanslagpennen (Afb. 9.C) in de
opening van de stang klikken (Afb.
9.D). De bevestiging is compleet als de
pennen helemaal uit het gat steken.
2. Sluit de blokkeerhendel (Afb. 9.E).
Controleer regelmatig de verbindingen,
deze moeten correct gesloten zijn.
4.4
VERLENGING ZAAGINRICHTING
1. Open de blokkeerhendel (Afb. 10.A).
2. trek of duw aan de staaf (Afb. 10.B) om
de gewenste lengte te verkrijgen;
3. Sluit de blokkeerhendel (Afb. 10.A).
Controleer regelmatig de verbindingen,
deze moeten correct gesloten zijn.
4.5 VERWIJDERING ZAAGINRICHTING
Laat de motor afkoelen voordat
de zaaginrichting wordt verwijderd.
Om de zaaginrichting te verwijderen (Afb.9.A):
1. Leg de bedieningsstang (Afb.
9.B) op de grond.
2. Open de blokkeerhendel (Afb. 9.E)
3. Druk op de aanslagpennen (Afb. 9.C) zodat ze
uit de opening van de stang komen (Afb. 9.D).
4. Demonteer de zaaginrichting.
5. BEDIENINGSELEMENTEN
5.1
HENDEL VERSNELLING
De versnellingshendel (Afb.11.A) dient
om de inrichting te activeren.
De inschakeling van de versnellingshendel (Afb.
11.A) is alleen mogelijk wanneer de blokkeerknop
van de versnelling wordt ingedrukt (Afb. 11.B).
5.2 BLOKKEERKNOP VERSNELLING
De blokkeerknop van de versnelling
(Afb. 11.B) geeft de bediening van de
versnellingshendel (Afb. 11.A) vrij.
6. GEBRUIK VAN DE MACHINE
De veiligheidsnormen die in acht
genomen moeten worden, zijn beschreven in
hst. 2. Neem deze aanwijzingen strikt in acht
om geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Plaats de machine horizontaal
en stevig op het terrein.
6.1.1
Controle en opladen van
de accu (Afb. 12)
Controleer, vòòr ieder gebruik, de status
van de accu volgens de aanwijzingen
in de handleiding van de accu.
6.1.2
Gebruik van het draagstel
Controleer regelmatig de efficiëntie van
de snelkoppeling zodat u de machine in geval
van gevaar snel van de riemen kunt halen.
Het draagstel moet aangedaan worden
vooraleer de machine vast te haken, en
de riem moet geregeld worden volgens
de lichaamsbouw van de gebruiker.
• De riem (Afb. 13.A) moet over de
linker schouder worden geslagen en
langs de rechter zijde lopen.
• Haak de klem (Afb. 13.B) vast in de specifieke
koppeling op de bedieningsstang.
• Koppel indien noodzakelijk de gesp
(Afb. 13.C) los om de machine van
het draagstel te verwijderen.
6.1.3
Bijvulling smeerolie ketting
Voordat de machine wordt gebruikt moet
olie bijgevuld worden voor de smering
van de ketting. Voor de modaliteiten en de
voorzorgsmaatregelen in verband met het
bijvullen van olie wordt verwezen naar par. 7.3.
6.1.4
Controle van de spanning
van de ketting
Deze werkzaamheid moet uitgevoerd
worden bij stilstaande machine, en met
de accu uit zijn zitting (par. 7.2.2).
Controleer de spanning van de ketting.
De spanning is correct wanneer de schakels
niet uit de geleider komen wanneer de ketting in
de helft van de stang wordt gegrepen (Afb. 7)
NL - 9