Voor centrales met twee en vier groepen raadpleegt u
afbeelding 2, item 1. Voor centrales met 8 groepen,
ontruimingspanelen en bluspanelen raadpleegt u
afbeelding 2, item 2.
Als u meer dan één module installeert, sluit u de
INGANGS- en UITGANGSCONNECTOREN van elke
module aan (zoals in afbeelding 2 wordt aangegeven)
voordat u de modules in de geschikte sleuven duwt.
4.
Als u een bewaakte uitbreidingsmodule installeert,
configureert u de voedingsbron (indien nodig). Zie
"Configuratie".
5.
Vervang de printplaat van de centrale en sluit alle accu-
en voedingskabels opnieuw aan.
6.
Sluit de uitbreidingsmodule in sleuf A aan op de printplaat
van de centrale, zoals in afbeelding 3 wordt aangegeven.
Bedrading
Relaisuitbreidingskaart
Als u de relaisuitbreidingsmodule wilt aansluiten, sluit u alle
apparaten aan op OUT1, OUT2, OUT3 en OUT4 (NO, NC
en C). Zie afbeelding 5.
Bewaakte uitbreidingsmodule
Als u de bewaakte uitbreidingsmodule wilt aansluiten, sluit u
alle apparaten aan op OUT1, OUT2, OUT3 en OUT4. Sluit
indien nodig de externe voedingseenheid aan op 24VIN en
24VOUT. Zie afbeelding 6.
Let op:
Gebruik de hulpuitgang nooit voor het voeden van
uitbreidingskaarten die zijn aangesloten op dezelfde centrale,
aangezien dit kan resulteren in schade aan de hardware van
de centrale.
Voor de installatie van Klasse B-uitgang:
Alle uitgangen hebben voor afsluiting een eindelijnsweerstand
van 15 kΩ nodig. Als een uitgang niet wordt gebruikt, moet de
eindelijnsweerstand van 15 kΩ op de niet-gebruikte
uitgangsaansluitingen worden geïnstalleerd.
Voor de installatie van Klasse A-uitgang:
Alle uitgangsgroepen (OUT1/2, OUT3/4) hebben voor afsluiting
een eindelijnsweerstand van 4,7 kΩ, 1%, 1/4 W nodig. Als een
uitgangsgroep niet wordt gebruikt, moet de
eindelijnsweerstand van 4,7 kΩ op de niet-gebruikte
uitgangsgroepaansluitingen worden geïnstalleerd.
Voor extra Klasse A-aansluitvereisten raadpleegt u de
installatiehandleiding van uw centrale.
Let bij alle aansluitingen op de polariteit.
Configuratie
Configuratie van de voedingsbron
Als de voedingsvereisten de maximum waarde overschrijden
die de centrale kan leveren, sluit u een externe
voedingseenheid van 24 VDC aan en verwijdert u jumper J3
(afbeelding 4).
12 / 20
Jumper J3
Voedingsbron
AAN (standaard)
De centrale levert 24 VDC
UIT
Een externe voedingseenheid levert 24 VDC
Functionaliteit van uitbreidingskaart
U kunt in het bediendeel van de centrale de functies van de
uitbreidingsmodule configureren en gebeurtenissen
programmeren. Raadpleeg de installatiehandleiding van de
centrale voor meer informatie.
Onderhoud
Het basisonderhoud bestaat uit een jaarlijkse inspectie. Wijzig
nooit de interne bedrading of circuits van de module.
Uitbreidingskaart storingsindicaties
De AAN en OUT1, OUT2, OUT3 en OUT4 indicatie-LED's op
de uitbreidingsmodule geven extra storingsdiagnoses aan,
zoals hieronder wordt aangegeven.
Storing
Aanduiding
Communicatie
De AAN indicatie-LED van
de module knippert snel
Voedings-
De AAN indicatie-LED van
eenheid
de module en de UIT
indicatie-LED's van alle
modules knipperen
langzaam
Uitgang
De UIT indicatie-LED van
de module knippert
langzaam
Modulestoring
De AAN indicatie-LED van
de module en de UIT
indicatie-LED's van alle
modules knipperen snel
Opmerking:
Alle storingen van de bewaakte
uitbreidingsmodule moeten handmatig worden hersteld door
de knop Herstel op het bediendeel van de centrale in te
drukken. Open circuits en circuits met kortsluiting in Klasse B-
aansluitingen worden automatisch hersteld wanneer de
uitgang wordt uitgeschakeld.
P/N 501-414000-1-41 • REV 04.10 • ISS 25NOV13
Actie
Controleer of alle
modules goed zijn
aangesloten.
Controleer de
moduleconfiguratie op
de centrale.
Controleer of de
voedingsspanning van
de module meer dan
21 V bedraagt.
Controleer of jumper
J3 correct
geconfigureerd is voor
de in gebruik zijnde
voedingsbron.
Zoek de storing en
verhelp deze op de
desbetreffende
uitgang. Herstel indien
nodig de centrale (zie
opmerking).
Vervang de module.