by johnson controls
Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecon-
troleerd te worden en bij eventuele gebre-
ken dient het transportbedrijf en de verze-
keringsmaatschappij hiervan schriftelijk op
de hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeenkoms-
tig de door de gemeente vastgele-
gde milieuvoorschriften afgevoerd
te worden.
Bij het installeren en tijdens onderhoudswerk-
zaamheden er rekening mee houden dat er
HFK-410A met POE olie gebruikt wordt.
Veiligheid
De installatie- en onderhoudswerkzaamhe-
den van dit airconditioningssysteem mogen
uitsluitend door deskundig en vakbekwaam
personeel uitgevoerd worden. Men dient pe-
riodieke onderhoudswerkzaamheden uit te
laten voeren, zoals het reinigen van de batte-
rijen en luchtfilters, opdat het optimale rende-
ment van de toestellen gewaarborgd wordt.
Voorzorgsmaatregelen
Dit toestel dient overeenkomstig de on-
derstaande richtlijnen geïnstalleerd en ge-
bruikt te worden:
- Laagspanningsrichtlijn.
- Veiligheidsrichtlijn voor koelag-
gregaten en -installaties.
- Richtlijn drukapparaten.
- Standaard bouwnormen.
- Technische bouwnormen.
- Gemeentelijke bepalingen.
Plaats (fig. 1 t/m 3)
Het toestel is voor plaatsing buiten bedoeld.
Het toestel op een stevige voetplaat pla-
atsen en met schroeven hierop vastzetten.
Buitenunits
De toestellen worden geleverd met een
voldoende hoeveelheid koelmiddel R-410A
voor een leidinglengte van 5 meter. Bij elke
unit wordt een aansluitknietje voor de af-
voer van het condensvocht bijgeleverd
(alleen bij modellen met warmtepomp).
Elke compressor is van geluidsisolatie vo-
orzien om het geluidsniveau tot een mini-
mum te beperken.
Installatie
De installatie van de unit omvat:
- Montage van het toestel.
- Aansluiten van de koelleiding.
- Aansluiten van de condensafvoer bij units
met warmtepomp.
- Elektrische installatie van de unit.
22
Vrije ruimten, buitenunit
Er dient een minimale vrije ruimte rondom
de toestellen aangehouden te worden voor
de luchtcirculatie en een goede bereikbaar-
heid
voor
onderhoudswerkzaamheden
zoals onder algemene afmetingen aange-
geven is.
Onderling aansluiten van de
units
Bij het installeren van units van het type
splitsysteem dient de volledige afdichting
van het koelcircuit gecontroleerd te worden
na het beëindigen van de montagewerkza-
amheden om de afwezigheid van lekken te
garanderen.
Dit draagt bij tot een maximaal rendement
bij een minimaal verbruik en voorkomt
ernstige storingen in de werking van de
unit. Het vormt tevens een belangrijke mi-
lieumaatregel.
Installeren van de aansluitlei-
dingen tussen de units
De lengte van de aansluitleidingen tussen
de toestellen dient zo klein mogelijk te zijn.
De maximaal toelaatbare afstand tussen de
toestellen bij een standaard circuit en buis-
doorsnede worden hieronder apart voor de
bijbehorende binnenunits aangegeven.
Te gebruiken buizen
Voor het aansluiten van de leidingen die
de beide units met elkaar verbinden, dient
men er voor te zorgen dat de te gebruiken
buizen reeds voor het installeren schoon
en droog gehouden worden. Wij adviseren
rekening te houden met de onderstaande
aanwijzingen:
- Uitsluitend koperbuis gebruiken van een
kwaliteit die geschikt is voor koelleidin-
gen.
- Geen werkzaamheden buiten uitvoeren
wanneer het regent.
- De uiteinden van de buizen dienen afges-
loten te blijven tijdens de duur van de ins-
tallatiewerkzaamheden.
- De droogfilters noch de compressor lan-
ger dan één of twee minuten aan de om-
geving blootstellen.
- Voor het solderen soldeerstaven ge-
bruiken met een laag smeltpunt die mini-
maal 5% zilver bevatten.
- Tijdens het solderen en terwijl de buis nog
warm is, dient er een droge stikstofstroom
aangehouden te worden ter voorkoming
van roestvorming en een laag bladmetaal
aan de binnenzijde die verontreinigingen
en verstoppingen kunnen veroorzaken.
- Geen afbijtmiddel voor de koper-koper
verbindingen gebruiken.
- De toestellen dienen middels optrompen
aan elkaar gekoppeld te worden.
NL
Isoleren van de koelbuizen
Omdat de capillaire buizen in de buitenu-
nits geïnstalleerd zijn, bevinden zich zowel
buis met de grootste als die met de kleins-
te doorsnede aan de lagedrukzijde van het
systeem.
Ter voorkoming van het druppelen van con-
densvocht op de vloer dienen beide buizen
goed geïsoleerd te worden. De dikte van
het isolatiemateriaal dient minimaal 8 mm
te bedragen, zie fig. 4.
Ledigen en ontvochtigen (fig. 5)
Lucht werkt niet als koelmiddel, omdat deze
door de compressor niet vloeibaar gema-
akt kan worden. Lucht en vocht dat in het
koelsysteem achterblijft, heeft ongewenste
effecten zoals hieronder aangegeven is.
Daarom dient de lucht en het vocht geheel
verwijderd te worden.
- Verhoging van de hoge druk
- Toename van het stroomverbruik
- Vermindering van het rendement van het
toestel.
- Het water in de lucht kan bevriezen en de
membranen blokkeren.
- Het water kan op sommige plaatsen van
het circuit roest veroorzaken en de com-
pressor beschadigen.
Werkwijze
Bij elk circuit met gesloten kleppen:
- Een verloopstuk op de pomp aansluiten
om verontreiniging van de POE olie te vo-
orkomen.
- De vacuümpomp en de manometers op
het systeem aansluiten.
- Een vacuüm van minimaal 50 micron tre-
kken.
- Controleren of het systeem het vacuüm
niet verliest.
- Is dit het geval, de lekken opsporen en ze
repareren.
Onderlinge koelaansluitingen
Bijzondere eigenschappen van het koel-
middel R-410A
- Het koelmiddel R-410A is een binair meng-
sel van 50% HFK-32 en HFK-125. Het ko-
elgas gedraagt zich vrijwel azeotropisch
(verschuiving minder dan 0,17°K). Het be-
vat geen chloor in de samenstelling, waar-
door het de ozonlaag niet schaadt. Toch
dient, als een circuit geledigd wordt, het
gas altijd opgevangen te worden en mag
dit in geen geval naar de atmosfeer uitges-
cheiden worden.
- In vergelijk met het R-22 werkt het koel-
middel R-401A bij hogere drukken. Zo'n
60% meer aan de hogedrukzijde en 75%
meer aan de lagedrukzijde. Zie bijgevoeg-
de tabel.