NL
Het in- en uitschakelen van de eenheid
Let op: De eenheid schakelt zichzelf automatisch uit na 180 seconden. Schakel de eenheid opnieuw
in om het gebruik voort te zetten
Let op: De laser schakelt zichzelf automatisch na 30 seconden uit wanneer de eenheid niet in
gebruik is
Inschakelen
• Druk de AAN/UIT/Herstelknop (6) in tot het LCD scherm (2) verlicht
• De meter is nu klaar voor gebruik
Uitschakelen
• Wanneer de eenheid is ingeschakeld, houd u de AAN/UIT/Herstelknop (6) ingedrukt tot de
eenheid uitschakelt en het LCD scherm (2) zwart wordt
Herstel
• Druk de AAN/UIT/Herstelknop (6) kort in om de gemeten waarde te verwijderen of de laatste
meting ongedaan te maken
Het verstellen van het referentiepunt
K
• Met de eenheid ingeschakeld, druk de meting referentiepunt knop (5) in om tussen de
referentiepunten op het scherm (J of K) te schakelen (Zie: Fig. III)
• De meter maakt een geluid wanneer tussen de referentiepunten geschakeld wordt
Let op: De standaard instelling is gesteld op de basis referentiepunt instelling (J)
Enkele afstand meter
1. Druk de laser/meetknop (3) in om de laser te activeren
2. Richt de laser op het vereiste punt
3. Druk de laser/meetknop (3) opnieuw in
4. De meting wordt direct op het LCD scherm (2) weergegeven (F)
Constant meting (minimaal/maximaal)
1. Druk de laser/meetknop (3) in om de laser te activeren
2. Richt de laser op het minimale vereiste punt
3. Houdt de laser/metingknop ingedrukt om de constante meetfunctie te activeren
36
J
Fig. III
4. Richt de laser op het maximale vereiste punt (Fig. IV)
5. De minimale en maximale metingen (D en E) worden op het LCD scherm (2) weergegeven
6. Druk de laser/metingknop of AAN/UIT/Herstelknop (^) in om de functie te stoppen
Let op: De functie eindigt automatisch na 5 minuten inactiviteit
Min.
Fig. IV
Oppervlakte meting
1. Druk de oppervlakte/indirecte meetknop (4) 1 keer in om de oppervlakte
meetfunctie <
> (G) te activeren
2. Richt de laser op het eerste meetpunt (bijvoorbeeld lengte) en druk de laser/meetknop
(3) in voor het maken van de eerste meting
3. Richt de laser op het tweede meetpunt (bijvoorbeeld breedte) en druk de laser/meetknop (3) in
4. De metingen van de lengte (C), breedte (D), omtrek (E) en oppervlakte (F) worden op het
scherm (2) weergegeven (Fig. V)
10.000 m
10.000 m
40.000 m
2
100.00 m
Inhoud meting
1. Druk de oppervlakte/indirecte meetknop (4) 1 keer in om de oppervlakte
meetfunctie <
> (G) te activeren
2. Richt de laser op het eerste meetpunt (bijvoorbeeld lengte) en druk de
laser/meetknop (3) in voor het maken van de eerste meting
3. Richt de laser op het tweede meetpunt (bijvoorbeeld breedte) en druk de
laser/meetknop (3) in voor het maken van de tweede meting
4. Richt de laser op het derde meetpunt (bijvoorbeeld diepte) en druk de
laser/meetknop (3) in voor het maken van de laatste meting
5. De inhoud wordt automatisch berekend en wordt op het scherm weergegeven (F)
Indirecte meting
Let op: Voor deze functie dienen alle drie de metingen in dezelfde lijnvolgorde gemaakt te worden,
met één van de metingen in een rechte hoek op de laser (Zie Fig. VI, Fig. VII en FIG. VIII)
1. Druk de oppervlakte/indirecte meetknop (4) 3 keer in om de meetstand
indicator <
> (G) te activeren
2. Richt de laser op het eerste meetpunt en druk de laser/meetknop (3) in
Max.
Lengte
Breedte
Omtrek
Oppervlakte
Fig. V