Koudemachine
A
LET OP!
Buig de aansluitleiding tussen de verdamper en het aggregaat nooit. De
minimale buigradius is 25 mm.
7.3
Het koelaggregaat monteren
Het is belangrijk om de juiste locatie voor de eenheid te kiezen. Om storingsvrij
gebruik te garanderen, het volgende in acht nemen:
• Plaats het koelaggregaat op een droge, beschermde plaats. Blijf uit de buurt van
warmtebronnen als radiators, gaskachels of warmwaterbuizen. Plaats het toestel
niet in direct zonlicht.
• Monteer het koelaggregaat op boten, indien mogelijk, onder de waterlijn.
• Het koelaggregaat functioneert bij een helling van tot 30°. Installeer het op een
effen ondergrond zodat het ook bij een sterke helling nog werkt.
• De verwarmde lucht moet ongehinderd kunnen vervliegen (afb. d, pagina 7).
• Bij installatie van het koelaggregaat in een gesloten ruimte, zoals een kast, bijkeu-
ken of achterdek, moeten openingen voor koeling en ventilatie een dwarsdoor-
snede hebben van minstens 200 cm² (25 cm x 8 cm).
• Zorg ervoor dat de luchtstroom in de condensor (afb. d C, pagina 7) niet
gehinderd is.
• Handhaaf een minimumafstand tussen de condensor en de aangrenzende muur
van 50 mm.
• CS-NC15: Neem de boorsjabloon (afb. k, pagina 11) en de montagetekening
(afb. l, pagina 12) in acht.
7.4
De externe temperatuurregelaar monteren
Mechanische thermostaat
De temperatuurregelaar kan ofwel aan de buitenzijde ofwel aan de binnenzijde van
de koelcontainer worden gemonteerd. De binnentemperatuur wordt gereguleerd
afhankelijk van de oppervlaktetemperatuur van de verdamper, of voor VD-14N en
VD-15 afhankelijk van de ruimtetemperatuur.
➤ Sluit het gewikkelde uiteinde van de sensorkabel aan op de verdamper (afb. e,
pagina 8, niet VD-14N, VD-15) met behulp van de klemplaat. Op VD-14N en
VD-15 is dit voorgemonteerd.
➤ Zorg ervoor dat de sensorkabel nergens anders contact maakt met de verdam-
per of met de aanzuigleiding.
NL
Het koelaggregaat monteren
167