KETELRUIMTE
Bovendien moet er in het vertrek minima-
al net zoveel lucht naar binnen stromen
als vereist is voor een regelmatige ver-
branding.
In de muren van het vertrek moeten dus
openingen gemaakt worden die aan de
volgende eisen voldoen:
- Een vrije doorsnede van minimaal 6
cm 2 hebben voor elke 1,163 kW (1000
kcal/h).
De minimum doorsnede van de ope-
ning mag in ieder geval niet kleiner zijn
dan 100 cm 2 . De doorsnede kan boven-
dien op basis van de volgende formule
berekend worden:
waar "S" uitgedrukt is in cm
kcal/h
Q
S =
100
– De opening moet zich in het lage ge-
deelte van een buitenmuur bevinden,
bij voorkeur aan de tegenovergestelde
kant als waar de afvoer van de ver-
brandingsgassen zich bevindt.
AANSLUITING OP HET ROOKKANAAL
Een rookkanaal moet aan de volgende
eisen voldoen:
- Moet van ondoorlaatbaar materiaal
zijn dat bestand moet zijn tegen de
temperatuur van de rookgassen en het
condensaat daarvan.
- Moet voldoende mechanische weer-
stand hebben en een gering warmte-
geleidingsvermogen.
- Moet volledig dicht zijn om afkoeling
van het rookkanaal zelf te voorkomen.
- Moet een zo verticaal mogelijk ver-
loop hebben en het eindgedeelte
moet voorzien zijn van een statische
afzuiger waardoor een doeltreffende
en constante afvoer van de verbran-
dingsproducten verzekerd wordt.
- Om te voorkomen dat de wind dusda-
nige drukzones rondom de schoor-
steen kan creëren dat zij de overhand
hebben op de opwaartse kracht van de
verbrandingsgassen moet de afvoero-
pening minimaal 0,4 meter boven elke
constructie die zich op een afstand
van minder dan 8 meter naast de scho-
orsteen zelf bevindt (met inbegrip van
de nok van het dak) uitsteken.
- Het rookkanaal moet een diameter
hebben die niet kleiner mag zijn dan de
diameter van de ketelaansluiting; bij
rookkanalen met een vierkante of rech-
thoekige doorsnede moet de inwendige
doorsnede 10% groter gemaakt wor-
den ten opzichte van de doorsnede van
de aansluitkoppeling van de ketel.
- De nuttige doorsnede van het rook-
kanaal kan aan de volgende formule
ontleend worden:
P
S = K
√H
S resulterende doorsnede in cm
K reductiecoëfficiënt:
– 0,045 voor hout
INSTALLATIE
P capaciteit van de ketel in kcal/h
H hoogte van de schoorsteen in me-
ter gemeten van de as van de vlam
tot de afvoer van de schoorsteen
in de atmosfeer.
Bij het bepalen van de afmetin-
gen van het rookkanaal moet er
rekening gehouden worden met
de werkelijke hoogte van de scho-
orsteen in meter, gemeten van de
as van de vlam tot de bovenkant,
waarvan het volgende afgetrok-
ken moet worden:
– 0,50 m voor elke verandering
van richting van de aansluitlei-
ding tussen ketel en rookkana-
, "Q" in
al;
2
– 1,00 m voor elke meter van de
horizontale lengte van de aan-
sluitkoppeling zelf.
AANSLUITING OP DE INSTALLATIE
Het is belangrijk dat de verbindingen
makkelijk losgekoppeld kunnen wor-
den door middel van verbindingsstuk-
ken met draaibare fittingen.
Het verdient altijd aanbeveling om ge-
schikte afsluiters op de leidingen van de
verwarmingsinstallatie te monteren.
LET OP: Het is verplicht om de vei-
ligheidsklep op de installatie te mon-
teren niet inbegrepen in de levering.
De installatie vullen
Voordat u overgaat tot het aansluiten
van de ketel doet u er goed aan om
water door de leidingen van de instal-
latie te laten stromen om eventuele
vreemde voorwerpen, waardoor de
goede werking van het toestel aange-
tast kan worden, te verwijderen.
Het vullen van de installatie moet
langzaam gebeuren zodat eventuele
luchtbellen de gelegenheid hebben om
via de speciale ontluchters die op de
verwarmingsinstallatie geplaatst zijn te
ontsnappen.
Bij verwarmingsinstallaties met een ge-
sloten circuit moet de vuldruk van de
installatie als de installatie koud is en
de vooruitzettingsdruk van het expan-
sievat gelijk zijn aan of in ieder geval
niet lager zijn dan de hoogte van de sta-
tische kolom van de installatie (bijvo-
orbeeld bij een statische kolom van 5
meter moet de vooruitzettingsdruk van
het expansievat en de vuldruk van de
installatie ten minste overeenstemmen
met de minimum waarde van 0,5 bar).
Kenmerken van het voedingswater
Het voedingswater dat gebruikt wordt
voor de verwarmingsinstallatie moet in
overeenstemming met de norm UNI-
CTI 8065 onthard worden.
Het is zinvol om te bedenken dat zelfs
de kleinste afzetting - met een dikte van
slechts enkele millimeters - vanwege
het lage warmtegeleidingsvermogen er-
2
van tot aanzienlijke oververhitting van
de ketelwanden kan leiden, wat ernstige
defecten tot gevolg kan hebben.
HET GEBRUIK VAN ONTHARD
WATER IN DE VERWARMINGSIN-
STALLATIE IS ABSOLUUT NOOD-
ZAKELIJK IN DE VOLGENDE GE-
VALLEN:
- grote installaties (grote waterinhoud);
- veelvuldige toevoer van water ter
- indien de installatie geheel of gedeel-
MONTAGE VAN DE ACCESSOIRES
De deursluithandgrepen en de schro-
ef (8 -fig. 7) met de regelknop van de
luchtklep worden apart geleverd omdat
zij tijdens het transport beschadigd kun-
nen worden.
Zowel de handgrepen als de schroef met
de knop zitten in zakjes van nylon die in
asvergaarbak gelegd zijn.
MONTAGE VAN DE HANDGRE-
PEN
Om de handgrepen te monteren moet u
als volgt te werk gaan (fig. 4):
- Neem de handgreep (1), steek de han-
- Doe hetzelfde bij de handgreep van
- 40
-
aanvulling in de installatie;
telijk leeggemaakt moet worden
dgreep in de gleuf van de laaddeur (2)
en steek het rolletje (3) in het gat van
de handgreep; zet de handgreep vast
en doe de soepele splitpen (4) erin.
de deur van de aslade.
LE GEN DA
1 Handgreep
2 Laaddeur
Fig. 4
3 Rolletje
4 Soepele splitpen
.