OBJ_BUCH-1737-001.book Page 24 Monday, August 20, 2012 9:32 AM
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkaliman-
gaanbatterijen geadviseerd.
Als u het batterijvakdeksel 7 wilt openen, drukt u op de vergren-
deling 6 en klapt u het batterijvakdeksel open. Plaats de batte-
rijen. Let daarbij op de juiste poolaansluitingen, zoals aangege-
ven op de binnenzijde van het batterijvakdeksel.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen batte-
rijen van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Neem de batterijen uit het meetgereedschap als u het
langdurig niet gebruikt. Als de batterijen lang worden be-
waard, kunnen deze gaan roesten en leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zon-
licht.
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tempe-
raturen of temperatuurschommelingen. Laat het bijvoor-
beeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat het meetgereed-
schap bij grote temperatuurschommelingen eerst op de
juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik neemt. Bij
extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan
de nauwkeurigheid van het meetgereedschap nadelig wor-
den beïnvloed.
Voorkom een heftige schok of val van het meetgereed-
schap. Door beschadigingen van het meetgereedschap kan
de nauwkeurigheid nadelig worden beïnvloed. Vergelijk na
een heftige schok of val de laserlijnen ter controle met een
bekende horizontale of verticale referentielijn.
Duw de schakelaar voor automatisch waterpassen 4 in de
stand
als u het meetgereedschap vervoert. Daardoor
wordt de pendeleenheid vergrendeld. Anders kan deze bij
heftige bewegingen beschadigd raken.
In- en uitschakelen
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u op de
aan/uit-toets 3. Het meetgereedschap zendt onmiddellijk na
het inschakelen laserlijnen uit de beide laserstraalopeningen 1.
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk zelf
niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote afstand.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u zo lang
op de aan/uit-toets 3 tot de indicatie voor automatisch water-
passen 2 uit gaat. Duw de schakelaar voor automatisch water-
passen 4 in stand
om de pendeleenheid te vergrendelen.
Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbeheerd
achter en schakel het meetgereedschap na gebruik uit. An-
dere personen kunnen door de laserstraal verblind worden.
Als u het meetgereedschap niet gebruikt, dient u het uit te scha-
kelen om energie te sparen.
Functies
Het meetgereedschap beschikt over drie functiemodi, waarin
maximaal drie laserlijnen worden voortgebracht. In de snijlijn-
modus worden een laserkruis naar voren en een verticale laser-
24 | Nederlands
lijn in een hoek van 90° weergegeven, in de beide andere func-
tiemodi worden de horizontale en de verticale lijn van het
laserkruis apart weergegeven.
Na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de
snijlijnfunctie. Om van functiemodus te wisselen, drukt u de
aan-uit-toets/functiemodustoets 3 zo vaak in tot de gewenste
functiemodus is ingesteld.
Alle functies kunt u met of zonder automatisch waterpassen
kiezen.
Symbool
Functie
Snijlijnfunctie (zie afbeeldingen A–C
en F): Het meetgereedschap genereert een
horizontale laserlijn en een verticale laserlijn
uit de laseropening vóór en een verticale la-
serlijn uit de laseropening opzij 1. De beide
verticale laserlijnen verlopen in een hoek van
90° ten opzichte van elkaar.
Horizontale functie (zie afbeelding D): Het
meetgereedschap genereert een horizontale
laserlijn uit de laseropening vóór 1.
Verticale functie (zie afbeelding E): Het
meetgereedschap genereert een verticale
laserlijn uit de laseropening vóór 1.
Gebruik
Het meetgereedschap dient voor het bepalen en controleren
van horizontale en verticale lijnen en voor het aangeven van hel-
lende lijnen. Met de beide loodrechte, in een hoek van 90° gra-
den verlopende laserlijnen kunnen rechte hoeken aangegeven
en gecontroleerd worden, bijv. bij de indeling van ruimten.
Werkzaamheden met automatisch waterpassen
(zie afbeeldingen A–E)
Plaats het meetgereedschap op een horizontale, stabiele onder-
grond of bevestig het op het statief 10.
Voor werkzaamheden met automatisch waterpassen duwt u de
schakelaar voor automatisch waterpassen 4 in stand
dicatie voor automatisch waterpassen 2 brandt groen (symbool
/„green").
Als automatisch waterpassen niet mogelijk is, bijvoorbeeld om-
dat het oppervlak waarop het meetgereedschap staat meer dan
4° van de waterpaslijn afwijkt, brandt de indicatie voor automa-
tisch waterpassen 2 rood, knipperen de laserlijnen en klinkt een
geluidssignaal.
Houd het meetgereedschap niet dicht bij uw oor. Het luide
geluid kan het gehoor beschadigen.
Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en wacht
het zelfwaterpassen af. Zodra het meetgereedschap zich weer
binnen het zelfwaterpasbereik van ±4° bevindt, schijnen de la-
serlijnen continu, brandt de indicatie voor automatisch water-
passen 2 groen en wordt het geluidssignaal uitgeschakeld.
Buiten het zelfwaterpasbereik van ±4° is werken met de functie
automatisch waterpassen niet mogelijk. Anders kan niet wor-
den gewaarborgd dat de laserlijnen haaks op elkaar verlopen.
Bij trillingen of veranderingen van plaats tijdens het gebruik
wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw gewater-
past. Controleer na opnieuw waterpassen de stand van de hori-
zontale en verticale laserlijn in relatie tot de referentiepunten
om fouten te voorkomen.
. De in-
1 619 929 L43 • 20.8.12