16. Beschadigde voedingskabels moeten onmiddellijk door
een deskundige worden vervangen.
17. Gebruik van dit product door onbevoegden, op welke
wijze dan ook, kan tot verwondingen leiden.
18. Reparaties mogen uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd.
19. Gebruik uitsluitend de originele reserveonderdelen.
20. Gebruik een veiligheidsbril en gehoorbescherming.
Andere gevaren
Zelfs wanneer het elektrische apparaat op de juiste manier
wordt gebruikt en alle betreffende veiligheidsmaatregelen
worden opgevolgd, kunnen de hiernagenoemde gevaren
zich nog altijd voordoen, ten gevolge van het ontwerp
van het elektrische apparaat dat voor de bedoelde
werkzaamheden nodig is:
– contact met de freesketting in het freesgebied;
– verwonding door de scherpe snijkanten tijdens het
vervangen van freesonderdelen;
– kleding kan door de ronddraaiende onderdelen gegrepen
worden;
– terugslag van het elektrische apparaat;
– delen van het werkstuk kunnen wegschieten;
– gevaren die in verband staan met de flexibele
voedingskabel;
– zelf als het apparaat op de juiste manier wordt gebruikt,
kan de kans op sommige specifieke ongelukken of
vormen van schade niet worden uitgesloten.
Montage van het geleideframe
Plaats de geleidearm met schaalverdeling (2) met behulp
van het uiteinde met tapgaten in het montagegat aan de
zijkant van de grondplaat (1).
– Draai de geleidearm zover dat de schaalverdeling
naar boven wijst en de tapgaten aansluiten op beide
doorlopende gaten van de grondplaat.
– Draai beide schroeven met zeskant-inbuskop aan (3).
– Plaats de dwarsaanslag op de geleidearm en zet deze
stevig vast met de vergrendelingshendel.
– Draai de zeskantmoer (4) van de verticale geleidestang af.
NL
Klaarmaken en installeren
van de kettingfrees
– Verwijder de stekker uit het stopcontact vóór installatie
van het elektrische apparaat.
– Gebruik een apparaat geschikt voor het frezen van
groeven. Zorg ervoor dat uitsluitend kettingfreesapparaten
worden geplaatst die bedoeld zijn voor het frezen van
groeven van 100-300 mm. Het gebruik van freesapparaten
voor andere dieptes is bij dit geleideframe niet toegestaan.
Anders is de veiligheid van het elektrische apparaat niet
langer gegarandeerd en is de fabrikant dan niet langer
aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit dergelijk
gebruik.
– Draai de vergrendelingshendel die de dwarsgeleider
van de kettingfrees op zijn plaats houdt los, duw de
dwarsgeleider weg van de ketting en verwijder deze
naar voren toe.
– Wanneer u een 150 mm kettingfrees gebruikt, moet
de bijgeleverde afstandsbus (78 001 - zie accessoires)
worden geplaatst op de moterconsole (03 001 - zie
de lijst van reserveonderdelen) en de afstellingsring
(12 002) moet worden verwijderd.
– Plaats het freesapparaat van bovenaf in het geleideframe.
Zorg ervoor dat de frees gelijkmatig wordt geplaatst,
zonder kracht uit te oefenen. Trek het apparaat als deze
beklemd raakt naar boven toe terug uit het frame en
herhaal de procedure.
– Draai de zeskantmoer (4) weer losjes vast.
– Draai de vergrendelingshendel van de kettingfrees naast
de moterconsole losjes vast.
(Figuren 1 en 2)
Belangrijk: Volg de instructies op over kettingfrezen en het
vervangen van freeskettingen die bijgesloten zijn in de
gebruiksaanwijzing voor de kettingfrees CMP 150.
Bediening
Het geleideframe is voorzien van een pneumatische veer.
De bedoeling van deze functie is dat de benodigde
aanzetkracht constant blijft van het begin tot aan het
bereiken van de steekdiepte. Na het beëindigen van
de freeswerkzaamheden wordt het elektrische apparaat
teruggetrokken tot de beginpositie.
De afstellingsring (5) kan worden geplaatst met behulp
van de bevestigingsschroef (6) en zo kan de steekdiepte
geleidelijk worden aangepast.
In dat geval is de dieptemeter van de kettingfrees niet
langer nodig en kan deze dus naar boven worden getrokken
en worden vastgezet.
De afstand tussen frees en de stopaanslag van het werkstuk
wordt aangepast via de schaalverdeling op de geleidearm
voor de dwarsaanslag van het geleideframe. Gebruik de
afleeslijn op de dwarsaanslag die overeenkomt met de
24
(Figuren 2 en 3)
(Figuren 2 tot 4)