3 Instellen
Voordat het instrument gebruikt kan
worden, dient deze eerst ingesteld te
worden.
Wanneer het instrument eenmaal is
ingesteld, dient het instellen alleen op-
nieuw plaats te vinden wanneer de accu
of de shunt wordt vervangen.
Op het aparte blad 'Bediening en Instel-
ling' staan alle uit te voeren handelin-
gen afgebeeld.
• Schakel de spanning in, hoofdschake-
laar en contactslot.
Na het inschakelen van de spanning
geeft de wijzer op het instrument de
ladingstoestand aan en in het uitlees-
scherm wordt de laad- of ontlaadstroom
aangegeven.
6
090433.01
L
O
et
p
3.1 Controle aansluitingen
shunt op converter
Een laadstroom wordt positief weer-
gegeven (geen teken voor de stroom-
waarde).
Een ontlaadstroom wordt negatief
weergegeven (een "–" teken voor de
stroomwaarde)
Wanneer de polariteit van de stroom
niet correct wordt aangegeven, verwis-
sel dan de draden op de converter (3 en
4) die op de shunt zijn aangesloten.
• Gebruik de druktoetsen om andere
informatie in het uitleesscherm te to-
nen en om de instellingen uit te voe-
ren. Zie 'Bediening en Instelling' op
het aparte blad.
3.2 Accucapaciteit
• Ga naar
Battery Monitor Setup
'2 Bediening' .
• Druk beide druktoetsen gelijktijdig
gedurende tenminste 3 seconden in
om
Battery Monitor Setup
zie
te selec-
Battery Monitor