8.
Monteer de slangklem.
Draai de slangklem aan tot het deksel is vergrendeld, maar kan nog
steeds draaien zonder dat de antivriesdop meedraait.
Wikkelen van de toevoerslang
Om knikken van de toevoerslang te vermijden is het belangrijk dat de slang zo
wordt opgedraaid dat deze nergens gedraaid zit (knikken heeft). Knikken
kunnen resulteren in doorstroombeperkingen. De toevoerslang moet worden
opgewonden in cijfers van acht met een diameter groter dan 500 mm voor elke
omwenteling. Als alternatief kan de slang in een ring worden gewikkeld, maar
dan moet deze in de bovenste en onderste wendingen worden gedraaid
wanneer deze wordt gewikkeld.
Wanneer de toevoerslang is gewikkeld en de druk uit de slang is gelaten, moet
deze worden vastgezet om deze tijdens het hanteren en transport op zijn
plaats te houden. De uiteinden van de toevoerslang moeten altijd tegen water
en vuil worden beschermd door de uiteinden van de toevoerslang aan te
sluiten op de meegeleverde ventilatiehendel.
42
DP1