MECHANISCHE AANSLUITINGEN (afb. 1)
Algemene opmerkingen
Open verzegelde onderdelen niet. Los de assemblageschroeven niet op. Verwijder geen labels. Vermijd alle mogelijke
schokken (stoten en vallen). Verwijder de beschermdoppen in inlaat en uitlaat vlak voor de montage. Overschreid de
aanbevolen aandraaimomenten niet. Stel vast dat de doorstromingsrichting in overeenkomst is met de pijl op het huis.
Vermijd dat er vuil of vocht in de klep komt bij de montage. Controleer vooral de toe-en afvoerleiding. De maximale
buigspanning is 35 Nm en het maximale torsiemoment is 25 Nm. Gebruik voor de steeksleutel, alleen de speciaal
daarvoor bestemde aangrijpingsplaatsen.
Hoofdgasaansluiting
Alleen gaspijp met Rp 1/2 ISO 7 draad is te gebruiken.
Aandraaimoment 25 Nm. Als, als alternatief flenzen worden gebruikt, schroef dan eerst de pijp in de flenzen en
bevestig dan de flens aan het gasblok.
Aanbevolen aandraaimoment voor de flensschroeven: 3 Nm.
Aansluiting van de aansteekbrander (indien niet afgeblind)
Waakvlamleiding van 4, 6 mm of 1/4" is mogelijk. Gebruik het correcte aansluitmateriaal. Aandraaimoment 7 Nm.
WAARSCHUWING: indien de aansteekbrander niet aangesloten is, dient de uitlaat afgeblind te worden met plug code
0.972.041. Aandraaimoment 7 Nm.
Aansluiting vuurhaarddrukcompensatie (afb. 2)
Indien de verbrandingskamer onder druk staat, wordt aanbevolen de drukregelaar met de verbrandingskamer te
verbinden. Gebruik speciaal nippel (Ø = 6 mm) daarvoor.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Algemene voorzorgsmaatregelen
Alle elektrische aansluitingen dienen volgens de geldende elektrische standaards uitgevoerd te worden. Controleer of
de op de spoelen vermelde gegevens overeenstemmen met de gebruikte voedingsspanning. Controleer of al de
aansluitingen, met name de aarding, correct zijn aangebracht.
Om er zeker van te zijn dat de klep altijd geaard is, is het noodzakelijk dat de plug (voorzien van het geaard contact)
die de voedingsspanning leverd, altijd aangesloten is en met de schroef vastgedraaid is.
De 24 VAC uitvoeringen dienen door een gescheiden transformator volgens EN 60742 gevoed te worden. Voor de
aansluiting wordt het gebruik van contacten AMP 6.3 x 0.8 aangeraden.
De aansluitingen dienen uitgevoerd te worden in overeenstemming met de in de branderautomaat vermelde gegevens.
Eventuele elektrische veiligheidsschakelaars, zoals thermostaten ed., dienen de voeding naar beide kleppen gelijktijdig
te onderbreken.
Schema's van elektrische aansluiting
Veiligheidskleppen
EV
EV
EV
EV
1
2
1
2
COM
INSTELLINGEN EN REGELINGEN (afb. 3)
Alle regelingen zullen volgens de specifieke kenmerken van het toestel moeten worden uitgevoerd. Controleer de in- en
uitlaatdruk met behulp van de drukmeetnippels. Na gebruik de bouten nauwkeurig aandraaien. Aandraaimoment 2,5
Nm.
Instelling uitlaatdruk
- Maximum druk:
bekrachtig de regelspoel met de correcte spanning.
Draai moer B met de klok mee (10mm steeksleutel), de uitlaatdruk neemt toe.
- Minimum druk: (pas in te stellen nadat de maximumdruk is ingesteld)
Verwijder de voedingsspanning op de regelspoel
Terwijl moer B wordt vastgehouden met een steeksleutel, draai schroef A met de klok mee om de uitlaatdruk te verhogen.
Nadat al de instellingen zijn verricht:
22
• controleer of de minimum en maximum druk correct zijn, zo niet herhaal de procedure.
• plaats plastic kap (C) weer terug.