1. Laskabel met aarding - zet het uiteinde van de kabel in het stopcontact aangeduid met een symbool ma het massaklem
A-5 en draai naar rechts totdat u weerstand voelt, het is het bovenste contact.
2. De lasdraad monteren overeenkomstig punt 7 "Voorbereiding voor werk".
3. Schroef de laskabel die de stroom aan de elektrodehouder toevoert in het contact (MAG toortskabel: A-6).
Op het voorpaneel van de lasmachine (Afb. B-1: E-1) zijn er twee draaiknoppen, zie Afb. B-3 of E-3
1. De rechter draaiknop dient voor de instelling van lasparameters (met spanningsschaal daarnaast).
Bij het model DESMi160M is deze draaiknop aangeduid met een dubbele schaal met spanningswaarden voor het
MIG/MAG-lassen en voor het MMA-lassen.
2. De linker draaiknop: instelling van de uitschuifingssnelheid van de lasdraad.
3. Achterpaneel (Afb. B-2; E-2): De aansluiting van het beschermgas moet worden uitgevoerd overeenkomstig de
beginselen van de gezondheid en veiligheid op het werk.
4. Achterpaneel (Afb. B-2; E-2): Aan/uit-schakelaar van de lasmachine.
Voorbeeld:
De rechter draaiknop is ingesteld op de parameters van de lasenergie.
De linker draaiknop met toenemende schaal wordt gebruikt om de snelheid van draadaanvoer aan te passen. De
lasdraad zal uitschuiven met de op deze knop ingestelde snelheid.
Voordat u het lassen begint, moet u testlassen uitvoeren op een soortgelijk materiaal van dezelfde dikte.
Na het lassen het mondstuk niet van de lasnaad verwijderen omdat het beschermgas nog steeds gedurende ongeveer 2
seconden toegevoerd wordt.
9. Gebruik van het apparaat
Voorbereiding van het te lassen werkstuk
Reinig het te lassen werkstuk op plaatsen waar de lasnaad komt en op de bevestigingspunten van de klemmen.
Verwijder roest, verf, lak en dergelijke vervuiling met een staalborstel, schuurpapier of door chemische ontvetting. Het
reinigen van werkstukken die handmatig te lassen zijn wordt gedaan op de breedte van de ongeveer 25 mm.
Verwijder alle verontreinigingen van het materiaal omdat zij tijdens het lassen grote hoeveelheden gas en oxiden
produceren en bovendien de lasnaad verzwakken.
MIG/MAG-lassen
De MIG/MAG-lassen methodes halen hun namen van het type van beschermgassen die daarbij worden gebruikt.
Bij het MAG-lassen (Metal Active Gas) gebruikt men als reactieve, beschermgassen de CO2 en gasmengsels (CO2 + Ar,
CO2 + Ar + O2). Bij het MIG-lassen (Metal Inert Gas) worden inerte gassen gebruikt zoals Ar - argon, He - helium en
mengsels van deze gassen. Het beschermgas moet worden gekozen aan de hand van het te lassen materiaal en de
lasproces (zie Aanvullende Informatie). Het gas beïnvloedt de lasboog, de toevoer van de gesmolten lasdraad, de
penetratiediepte en de chemische samenstelling van de las. In beide methoden van lassen met afsmeltende elektrode
kan men massieve of gevulde draad gebruiken. De draad wordt automatisch aan het lastoorts aangevoerd met behulp
van een draadgeleider. Het uiteinde van de draad schuift uit het mondstuk van de toorts uit en smelt in de ontstoken boog
waardoor een lasbad van vloeibaar metaal wordt gevormd.
De optimale toename van de lasstroom hangt af van de elektrodedraad, draaddiameter, soort gas en inductiviteit
van het lascircuit.
Bij het lassen kunnen wij drie soorten lasbogen onderscheiden:
1. Kortsluitingsboog - gekenmerkt door kleine druppels. Het vloeibare metaal van de draad gaat naar de lasbad door als
gevolg van het contact tussen de druppel en de lasbad. Het vloeibaar metaal stroomt vrij in de vorm van druppels. Dit
soort lassen geeft weinig spatten en de juiste vormgeving van de lasnaad en de geschikte smelt. Deze methode is
aanbevolen voor het lassen van materialen met een dikte van 1,5 - 3 mm en bij de diameter van de draad tussen 0,8 mm
en 1,2 mm.
2. Overgangsboog - gekenmerkt door de overgang van het vloeibaar metaal van de lasdraad naar de lasbad in
gemengde vorm (van druppeltjes en sproei). Deze methode gebruiken wij bij het lassen van materiaal van 3 t/m 6 mm dik.
Hogere stroomsterktes instellen.
3. Sproeiboog - gekenmerkt door het overbrengen van heel fijne druppeltjes door de elektrische boog, zonder kortsluiting
te veroorzaken. Bij deze methode, kleven kleine druppels aan de gelaste elementen van de elektrode-houder en
lastoorts. Met deze methode kunt u dikke werkstukken lassen.
NL
118