Plaatsen waar door dampen, hogere luchtvochtigheid of afvoergassen een vals alarm kan
optreden, bijvoorbeeld in keukens, badkamers, garages, in ruimtes met CV-ketels open haarden,
ovens, gasfornuizen of broodroosters.
Kamers met veel condens en waterdamp, bijv. badkamers of wasplaatsen. Condens kan op of in
de melder vormen.
Ruimtes met veel insecten, bijv. zolders of kassen.
Plaatsen met hoge stof- en vuilbelasting.
Ruimtes waar de lucht door oplossingsmiddelen kan worden verontreinigd, bijv. door verdunners,
benzine of terpentine.
Buiten. Rook en vreemde deeltjes kunnen van ver komen.
11.4 Voorbeelden
De drie volgende afbeeldingen tonen goede en slechte posities voor rookmelders. Afbeelding 7 toont een
woning. Afbeeldingen 8 en 9 tonen een klein huis met twee verdiepingen.
Afbeelding 7
NL
22
NL