- Trek van beneden naar boven aan de
textielmanchet met oranje buisje, zodat de
bovenste riem ter hoogte van de metalen
gesp verschuift (a)
- Hou met de andere hand aan de
verstelzijde de onderste riem in het
bovengedeelte vast (c) (tussen de metalen
gesp en de schouder),
- Trek in het onderste gedeelte aan de
riem (tussen de metalen gesp en de
dij). Breng de riem in het ondergedeelte
richting onder het achterwerk (d),
- Er is een gesp om de duim door te steken
en zo de riem te begeleiden (e),
- Herhaal indien nodig.
AFSTELLING VAN DE
BORSTAANSLUITINGEN (#7)
De borstgespen worden aangeduid met
een markering "A/2". Ze moeten in de
hoogte aangepast worden, naargelang
het gebruik en de lichaamsbouw van de
gebruiker.
- Als de borstgesp te hoog zit: laat de
gespen van boven naar beneden glijden (f).
- Als de borstgesp te laag zit: laat de
gespen van beneden naar boven glijden
door elke gesp in een hoek van 25 tot 35°
ten opzichte van de riem te houden (g),
- Hou rekening met de markeringen voor
een symmetrische plaatsing van de twee
borstgespen.
Het harnas zijn correct afgesteld wan-
neer:
- Alle banden zijn correct ingesteld (niet
te slap en niet te strak), zijn niet ge-
kruist en zitten niet gedraaid.
- De rugbevestigingsring is correct ge-
plaatst ter hoogte van de schouderbla-
den.
- De borstband zit correct op het midden
van de borstkas.
- De uiteinden van alle banden worden
bijeengehouden in opberglussen.
- Alle afstellingen moeten symmetrisch
zijn. Gebruik de markeringen als
richtpunt.
CONTROLES
- Bij twijfel over de betrouwbaarheid van
de uitrusting, deze niet gebruiken indien
geen schriftelijke toestemming is verkre-
gen van een persoon die bevoegd is om
te beslissen of de uitrusting (opnieuw)
gebruikt kan worden.
- Wanneer het valbeveiligingssysteem
met andere veiligheidsonderdelen wordt
samengesteld, controleer dan of alle
onderdelen compatibel zijn met elkaar
en controleer of voldaan wordt aan de
richtlijnen uit de handleiding en de nor-
men die gelden voor het valbeveiligings-
systeem. Met name controleren of de
veiligheidsfunctie van het ene onderdeel
niet belemmerd wordt door de veilig-
heidsfunctie van een ander onderdeel
en of deze elkaar niet in de weg zitten.
- Dit harnas mag worden gebruikt door
een persoon die 140 kg of minder
weegt, op voorwaarde dat de respec-
tieve antivalsystemen voldoen aan de
normvereisten ter beveiliging van een
val bij een massa van minstens 140 kg.
- Vóór elk gebruik van een valbescher-
mingssysteem moet verplicht de vrije
ruimte (tirant d'air) gecontroleerd wor-
den die vereist is onder de gebruiker
zodat bij een val er geen botsing plaats-
vindt met de grond, noch met een vast
of bewegend obstakel dat zich op het
traject bevindt.
- Controleer, op het oog, vóór, tijdens
en na gebruik of de uitrusting in goede
staat verkeert en of er geen gebreken
zijn: de staat van de banden, van de
sluitnaden, van de stelgespen, van de
ringen. Controleer op afwezigheid van
slijtage, insnijdingen, rafels, begin van
breuken, roestsporen of verkleuring en
controleer of markeringen (identifi catie
en/of houdbaarheidsdatum) leesbaar
zijn. Controleer of de gespen schoon
zijn, in goede staat verkeren en goed
werken.
19