2.5 Verwarmingsmodus
Druk op de modusknop totdat de indicator voor de verwarmingsmodus oplicht.
Druk op de knoppen OMHOOG/OMLAAG om de gewenste temperatuur in te stellen. De gewenste
temperatuur verschijnt op het display.
Druk op de ventilatorknop om de ventilatorsnelheid in te stellen (hoog, medium, laag).
3. TIMER 1h-24h:
In de ingeschakelde toestand van het apparaat drukt u eerst op de TIMER-knop. Nu kunt u de gewenste
uitschakeltijd instellen met de omhoog-/omlaagknoppen.
In uitgeschakelde toestand van het apparaat de TIMER-knop indrukken om de uitschakeltijd in te stellen.
Timer deactiveren: Druk herhaaldelijk op de Omhoog-/ Omlaagknop, tot op het display '00' wordt
weergegeven.
4. Automatische vorstbeveiliging
Bij lage omgevingstemperaturen kan zich tijdens het bedrijf ijs vormen op de verdamper. In dit geval
begint het apparaat automatisch met ontdooien en de POWER-LED knippert. De regelvolgorde voor
het ontdooien is als volgt:
-Als
het
omgevingstemperatuursensor de temperatuur van de verdamperspoel. Zodra deze onder de -1°C
daalt, wordt de compressor uitgeschakeld. Nadat de compressor 10 minuten het bedrijf heeft
ingesteld of de spoeltempratuur 7℃ bereikt, start het apparaat weer in de koelmodus.
5. Overbelastingsbeveiliging
Bij stroomuitval is er voor beveiliging van de compressor een vertraging van 3 minuten tot de compressor
weer opstart.
Watertank aftappen
Schakel het apparaat uit voor het aftappen van de watertank.
Verwijder de stop van de wateruitlaatopening en bewaar hem op een veilige plek.
Sluit de afvoerslang goed en volgens de instructies aan en let erop dat hij niet geknikt en vrij van belemmeringen
is.
Plaats de uitstroomopening van de slang boven een afvoer of emmer en zorg ervoor dat het water vrij uit het
apparaat kan stromen.
Dompel het uiteinde van de slang niet onder water, omdat er anders een "luchtsluis" in de slang kan komen.
Ter vermijding van uitstromend water:
Omdat de onderdruk van de watertank groot is, dient u de afvoerslang naar beneden naar de vloer de buigen.
Aanbevolen wordt een helling van meer dan 20 graden.
Richt de slang in een rechte lijn om te voorkomen dat er een lus in de slang aanwezig is.
Reiniging
Behuizing schoonmaken
1. Druk op de POWER-knop om het apparaat uit te schakelen en trek de stekker uit het stopcontact.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de buitenoppervlakken neutraal schoonmaakmiddel en een zachte
doek, en voor afdrogen een droge doek.
3. Gebruik geen benzine of andere chemische reinigingsmiddelen om het apparaat schoon te maken.
Reiniging van het luchtfilter (om de twee weken)
Stof verzamelt zich op het filter en beperkt de luchtstroom. De beperkte luchtstroom reduceert het effect van
het systeem en kan bij verstopping leiden tot schade aan het apparaat.
Het luchtfilter moet regelmatig worden schoongemaakt. Het luchtfilter is voor eenvoudige reiniging
afneembaar. Gebruik het apparaat niet zonder luchtfilter, omdat anders de verdamper vuil kan worden.
1. Verwijder het filterweefsel van het apparaat.
2. Gebruik een stofzuiger om stof uit het filter te zuigen.
3. Draai het filter om en spoel het luchtfilter onder stromend water af. Laat het water in tegengestelde
richting van de luchtstroom door het filter lopen. Leg het filter opzij en laat het voor de installatie
volledig aan de lucht drogen.
apparaat
in
de
koelmodus
of
ontvochtigingsmodus
werkt,
registreert
de